Taalverzorging les 3 (phan2v1a)


Taalverzorging
Les 3
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


Taalverzorging
Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Herhaling
Hoofdletters

Vraagteken en uitroepteken
Aanhalingstekens
Apostrof en accenttekens
Dubbele punt en komma

Slide 2 - Tekstslide

Planning tot nu toe
Eindopdracht (account aangemaakt op simplesite.com)
Werkblad 1 (meervoud en verkleinwoorden)
Werkblad 2 (aaneenschrijven van woorden)

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf het meervoud op:
oma

Slide 4 - Open vraag

Schrijf het meervoud op:
bacterie

Slide 5 - Open vraag

Schrijf het meervoud op:
melodie

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op:
auto+ongeluk

Slide 7 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op:
jongen+droom

Slide 8 - Open vraag

Schrijf de samenstelling op:
horloge+bandje

Slide 9 - Open vraag

Schrijf het verkleinwoord op:
opa

Slide 10 - Open vraag

Schrijf het verkleinwoord op:
café

Slide 11 - Open vraag

Hoofdletters
- Aan het begin van een zin

-  Aan het begin van een directe rede (citaat): Hij zei: ‘Ik ga vanavond naar de bioscoop.’

- Bij namen, plaatsen, rivieren, gebergten, bedrijven, instellingen, boeken, liedjes, films en feestdagen: Pasen, Albert Heijn, Oorlogswinter, Amerika


Slide 12 - Tekstslide

Woorden die zijn afgeleid schrijf je NIET met een hoofdletter: paaseieren, kerstmarkt

De dagen krijgen geen hoofdletter

Opleidingen (mbo, hbo, havo) krijgen ook geen hoofdletter
 

Slide 13 - Tekstslide

Vraagteken en uitroepteken
- Na een vraagzin
Geen vraagteken:
- Wanneer je zegt dat iemand iets vraag: Kees vraagt of je morgen ook naar zijn feest komt.
- Wanneer de vraag schreeuwend overkomt: Wat heb jij mij nog aangedaan! 

Slide 14 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Ankie zegt: ‘Dat is een goed idee.’

In een zin met een directe rede zet je na een dubbele punt dat wat letterlijk uitgesproken, geroepen, gefluisterd, gevraagd is tussen aanhalingstekens.

‘Nu ga ik naar huis,’ zei Dirk, ‘anders ben ik te laat’

Slide 15 - Tekstslide

Apostrof en accenttekens
‘s Nachts/’s nachts, ‘s Middags/ ‘s middags


Accenten zijn tekens die helpen bij de uitspraak van geschreven woorden. Door het accent kun je zien waar de klemtoon ligt en hoe je het woord moet uitspreken. 
Welkomscomité, Scène, Crêpepapier


Slide 16 - Tekstslide

Diner (dit Franse woord is gangbaar geworden in Nederlands dus geen accentteken)
Controle (niet nodig voor de uitspraak dus geen accent)

Slide 17 - Tekstslide

Dubbele punt
Voor een opsomming
Faith is al een veel verre landen geweest: Marokko, Turkije, Egypte, India en Peru.
Voor een uitleg
Let op: kinderen krijgen hier geen korting!
Voor de directe rede --> Harold zegt: ‘Kun jij me helpen met de voorbereiding van de teambespreking?’

Slide 18 - Tekstslide

Komma
Als je een korte pauze hoort in een zin


Tussen de delen van een opsomming in een zin: Wil je koffie, thee of iets anders?


Tussen twee persoonsvormen: Als het goed is, komt Lindsey zo hierheen

Slide 19 - Tekstslide

Als iemand met zijn naam wordt aangesproken: Jeroen, kom je vanmiddag ook?



Slide 20 - Tekstslide

Schrijf een komma voor een voegwoord. Behalve bij het voegwoord ‘en’ en ‘of’.

Slide 21 - Tekstslide

als ik die opdrachten maak haal ik dan een voldoende

Slide 22 - Open vraag

Mijn verlanglijstje voor sinterklaas is erg lang en er staat op sokken, een telefoonhoesje en een fotolijstje

Slide 23 - Open vraag

Aan de slag
Wat?  Opdr. 1 t/m 5
Hoe? zelfstandig. Noteer het in een Word-document
Inleveren --> Zondag 6 december via Teams
Klaar?  Ga verder met de eindopdracht website

Slide 24 - Tekstslide