Je kent het voltooid deelwoord van werkwoorden die beginnen met ge-, be-,ver-, her-, en ont;
Je leert hoe je een voltooid deelwoord maakt van splitsbare werkwoorden;
Je kent de regels van het gebruik van de hoofdletter;
Je kent de 10 dicteewoorden.
LESDOELEN
Slide 4 - Tekstslide
Splitsbare werkwoorden
Splitsbare werkwoorden zijn woorden die je in delen kunt splitsen.
• Je moet je gordel vastmaken in de auto. – Ik maak mijn gordel vast.
• Ik wil Joeri overhalen om te blijven. – Ik haal Joeri over om te blijven
Slide 5 - Tekstslide
Splitsbaar werkwoord
niet-splitsbaar werkwoord
onderstrepen
overwinteren
weglopen
omhelzen
voorspellen
opschuiven
voorlezen
afsnijden
terugvinden
overhoren
stofzuigen
ontbijten
opblazen
volproppen
opschrijven
Slide 6 - Sleepvraag
Wat is het splitsbare werkwoord in de volgende zin? Noteer alleen het splitsbare werkwoord. Zij ruimt haar kamer op.
Slide 7 - Open vraag
HOOFDLETTERS
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Aan het begin van een zin; - De docent vroeg: 'Wie wil als eerste presenteren?'
Voor eigennamen van: - mensen (voor- en achternaam), dieren; -> Dennis, meneer Smit - merken; -> Audi, Mercedes - straatnamen -> Kalverstraat
Slide 8 - Tekstslide
HOOFDLETTERS
Voor aardrijkskundige namen (en afleidingen daarvan); - werelddelen, landen en steden -> Europa, Europese, Engeland, Engelse, Utrecht - bergen, zeeën, rivieren, streken -> Alpen, Noordzee, Maas, Twente - talen; -> het Afrikaans, een Franse zin
Voor feestdagen -> Kerstmis, Koningsdag, Hemelvaart, Suikerfeest
Slide 9 - Tekstslide
HOOFDLETTERS
Let op.
• bij ’s en ’t
Als een zin begint met ’s of ’t, dan schrijf je dit met een kleine letter. Het woord daarna krijgt een hoofdletter.
– ’s Zomers hebben alle leerlingen een lange vakantie.
– ’t Gooi is een streek in de provincie Noord-Holland