th1c grammatica 7 februari

th1c welkom
Opzoeken: Esther 3: 8 tm 15 (blz. 623)

Pak je lesboek, schrift, leesboek en agenda
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

th1c welkom
Opzoeken: Esther 3: 8 tm 15 (blz. 623)

Pak je lesboek, schrift, leesboek en agenda

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • nakijken huiswerk fictie blz. 73 en verder: tm opdracht 3
  • Het Pungelhuis
  • uitleg zinsontleden tm werkwoordelijk gezegde

  • 2e les: lokaal 159 Digitaal maken grammatica werkwoordelijk gezegde

Slide 2 - Tekstslide

grammatica: ontleden zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv) = werkwoord dat verandert bij wijziging van getal (mv-ev) of tijd (tt-vt)
  2. Verdeel de zin in zinsdelen (alles voor de pv= 1 zinsdeel), husselen: alle woorden die voor de pv kunnen = zinsdeel
  3.  Zoek het onderwerp:  wie (of wat) + pv?
  4. Zoek het werkwoordelijk gezegde (wg): alle werkwoorden in de zin
    Let op scheidbare werkwoorden: 
    Ik ruim de kamer vandaag op - opruimen = 1 werkwoord, dus 'op' = wg

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Daar help ik de klanten.
A
de klanten
B
help
C
daar
D
ik

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

In het weekend werk ik in een dierenspeciaalzaak.
A
ik
B
in het weekend
C
werk
D
dierenspeciaalzaak

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Samen gaan we eerst de dieren verzorgen.
A
eerst
B
gaan
C
verzorgen
D
gaan verzorgen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik begin altijd om acht uur.
A
altijd
B
acht
C
ik
D
begin

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Voor tienen moet ik de winkel aangeveegd hebben.
A
moet aangeveegd
B
aangeveegd hebben
C
tienen
D
moet aangeveegd hebben

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

De voorraden zijn de vorige dag al bijgevuld.
A
bijgevuld
B
de voorraden
C
zijn
D
zijn bijgevuld

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Kinderen zitten vaak de konijntjes te aaien.
A
aaien
B
zitten te aaien
C
te aaien
D
zitten

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het huis brandt helemaal af
A
het huis
B
brandt af
C
brandt helemaal
D
brandt

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De school gaat vandaag op tijd uit.
A
gaat uit
B
gaat
C
gaat vandaag uit
D
gaat op tijd uit

Slide 12 - Quizvraag

2e uur in lokaal B159
In de digitale methode maak je grammatica werkwoordelijk gezegde (=huiswerk 13 februari)
Kijk ook even of je nog wat over moet doen van grammatica onderwerp!

Slide 13 - Tekstslide