Werkwoordspelling les Paul 23.08.24

Nederlands
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Even oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordspelling
A
Het vliegtuig crashte ten gevolge van blikseminslag.
B
Het vliegtuig crashtte ten gevolge van blikseminslag.

Slide 3 - Quizvraag

Werkwoordspelling
A
Een fout als dit gebeurd vaak.
B
Een fout als dit gebeurt vaak.

Slide 4 - Quizvraag

Werkwoordspelling
A
Mijn oma heeft truien gebreid voor de hele familie.
B
Mijn oma heeft truien gebreit voor de hele familie.

Slide 5 - Quizvraag

Op het laatste moment is hij angstig teruggedeins... T of D?

A
Met een D omdat het de persoonsvorm is.
B
Met een D omdat het de verleden tijd is.
C
Met een T omdat het de voltooide tijd is.
D
Met een D: het is een VD en je een D hoort bij het langer maken.

Slide 6 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 7 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 8 - Quizvraag

De laatste letter van de stam zit wel in 't kofschip-x, dus +te(n)
De laatste letter van de stam zit niet in 't kofschip-x, dus +de(n)
werken 
vergissen
verbazen 
knippen
branden 
beloven

Slide 9 - Sleepvraag

Doelen deze les
Snap je alle regels? Is het weer duidelijk?

Uitleg duidelijk? Wat kan ik beter doen om jullie te helpen?
Volgende les

Verder met de methode

Afsluiting

Zijn er nog vragen?



Slide 10 - Tekstslide

Als het werkwoord een PV is
Is het een pv? 
Ja?
- pv in de tt = stam of stam + t
- pv in de vt = 't exkofschip of 
't sexy fokschaap







       

Slide 11 - Tekstslide

Als het werkwoord géén PV is
Is het géén pv?  (dan is het gebiedende wijs, infinitief, voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord of bijvoeglijk naamwoord) 

Maak het woord langer, hoor je -t? --> dan schrijf je een -t.
Hoor je -d? --> dan schrijf je een -d.
Altijd zo kort mogelijk schrijven. 





       

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden
Infinitief = tekenen
Gebiedende wijs = teken (altijd ik-vorm)
Voltooid deelwoord = getekend 
Onvoltooid deelwoord = tekenend 
Bijvoeglijk naamwoord = (de) getekende (brief)  






       

Slide 13 - Tekstslide

VOORBEELD

beantwoort of beantwoord?


Langer maken met -en:

beantwoordEN


Je hoort een -d, dus je schrijft beantwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Smurfen bij twijfel ww voor de "jij"
vinden, worden, beantwoorden, verantwoorden
- ik smurf een lekkere maaltijd
- jij smurft een lekkere maaltijd
- smurf ik een lekkere maaltijd?
- smurf jij een lekkere maaltijd? --> geen T
- smurft hij een lekkere maaltijd?

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld met een ww waarbij de ik- vorm eindigt op op een D: vinden
- ik vind dat leuk 
- jij vindt dat leuk
- vind ik dat leuk?
- vind jij dat leuk? --> géén T (want denk aan "smurf jij...")
- vindhij dat leuk?


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Soorten werkwoorden
Zwakke 
Sterke
Engelse
Homofone 

Slide 18 - Tekstslide

d of dt?
Op een moeilijke vraag antwoord ik nooit direct, terwijl Rob altijd meteen antwoordt.

Slide 19 - Tekstslide

d of t?
Op onze feesten gebeurt vaak wel iets leuks, maar deze keer is er niets gebeurd.


Slide 20 - Tekstslide

.
We zouden 9.00 landen (inf), maar door de meewind landden (pvvt) we eerder.

Veel jongeren wachten (pvtt) / wachtten (pvvt) jarenlang op een woning.

Slide 21 - Tekstslide

T.T.: Laden de vluchtelingen hun bezittingen op een aanhangwagen?

VT: Laadden de vluchtelingen hun bezittingen op een aanhangwagen?


Slide 22 - Tekstslide

Laden (pvtt) / Laadden (pvvt) de vluchtelingen hun bezittingen op een aanhangwagen?

Danny ontblootte (pvvt) zijn armen en toonde op die ontblote (bn) arm zijn tattoo.

Slide 23 - Tekstslide