In een bijzin staan de persoonsvorm en het onderwerp uit elkaar. Er staat dus een of meerdere woorden tussenin.
Er kunnen meerdere bijzinnen in een zin staan, maar er moet altijd een hoofdzin zijn.
Slide 7 - Tekstslide
4) Is het een enkelvoudige of een samengestelde zin?
De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 8 - Quizvraag
5) Noteer de persoonsvormen.
De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde. (zet een komma tussen de twee woorden)
Slide 9 - Open vraag
6) Noteer de onderwerpen.
De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde. (zet een komma en spatie tussen de twee woorden)
Slide 10 - Open vraag
7) Welke combinatie van zie je hier? afkortingen: hoofdzin (HZ) - bijzin (BZ)
De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ
Slide 11 - Quizvraag
8) Noteer het voegwoord.
De hond blafte luid, nadat de postbode aanbelde.
Slide 12 - Open vraag
9) Is het een enkelvoudige of een samengestelde zin? Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 13 - Quizvraag
10) Noteer de persoonsvormen. Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen. (zet een komma tussen de twee woorden)
Slide 14 - Open vraag
11) Noteer de onderwerpen. Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen. (zet een komma tussen de twee woorden)
Slide 15 - Open vraag
12) Welke combinatie van zie je hier? afkortingen: hoofdzin (HZ) - bijzin (BZ) Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ
Slide 16 - Quizvraag
13) Noteer het voegwoord.
Als de politie jou staande houdt, moet je een identificatiebewijs kunnen tonen.
Slide 17 - Open vraag
14) Is het een enkelvoudige of een samengestelde zin?
Deze leerling heeft een stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 18 - Quizvraag
15) Noteer de persoonsvormen. Deze leerling heeft eigen stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders. (zet in je antwoord een komma tussen de twee woorden)
Slide 19 - Open vraag
6) Noteer de onderwerpen. Deze leerling heeft een stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders. (zet in je antwoord een komma en spatie tussen de twee woorden)
Slide 20 - Open vraag
7) Welke combinatie van zie je hier? afkortingen: hoofdzin (HZ) - bijzin (BZ) Deze leerling heeft een stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ
Slide 21 - Quizvraag
8) Noteer het voegwoord. Deze leerling heeft een stageplek gevonden, terwijl de brief pas net verzonden is naar de ouders.
Slide 22 - Open vraag
Samengestelde zinnen
1) Kun je een samengestelde zin herkennen?
2) Weet je wat een hoofdzin is?
3) Weet je wat een bijzin is?
4) Kun je het verschil aangeven tussen een hoofd- en bijzin?
Slide 23 - Tekstslide
Ik kan het verschil benoemen tussen enkelvoudige en samengestelde zinnen
Slide 24 - Poll
Ik kan aangeven of een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin óf uit twee hoofdzinnen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 25 - Poll
Ik weet wat voegwoorden zijn en ik kan ze aanwijzen in de zin