Wat gebruik je ...
1. na woorden over hoeveelheid (weinig, iets, niets, alles, veel)
Er is niets wat je kunt doen.
2. na de overtreffende trap zonder zelfstandig naamwoord
Dit is het saaiste wat ik me kan bedenken.
3. als het verwijst naar een zin
Zijn ouders kochten een hond, wat hij erg fijn vond.