NN5 3B H3 Proefwerk

Oefenen proefwerk H3
3 basis
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen proefwerk H3
3 basis

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Aan een ... kun je zien met welk verband je te maken hebt.
A
alinea
B
titel
C
signaalwoord
D
kernwoord

Slide 3 - Quizvraag

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
hoewel, echter, maar, tegenover
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling

Slide 4 - Quizvraag

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
en, ook, bovendien, tevens
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling

Slide 5 - Quizvraag

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
ten slotte, daarnaast
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling

Slide 6 - Quizvraag

Bij welk verband horen de volgende signaalwoorden?
zo, zoals, denk aan
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tegenstelling

Slide 7 - Quizvraag

Woordenschat

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent:
wijze
A
verschillende
B
manier
C
goed
D
laten zien

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent:
doorgaans
A
meestal
B
verdeeld over
C
vooraf
D
samen

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent:
promoten
A
meer gaan verdienen
B
reclame maken
C
een succes
D
bijzonder gevonden

Slide 11 - Quizvraag

streven naar = als .... stellen

Slide 12 - Open vraag

negeren = ergens geen .... aan geven

Slide 13 - Open vraag

afhankelijk zijn van = iets of iemand .... hebben

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent....
Er met de pet naar gooien.
A
je best doen
B
niet je best doen

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent....
de kantjes ervan af lopen
A
je best doen
B
niet je best doen

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent....
zich het vuur uit de sloffen lopen
A
je best doen
B
niet je best doen

Slide 17 - Quizvraag

Grammatica en spelling

Slide 18 - Tekstslide

Een zin met meerdere persoonsvormen noem je een enkelvoudige zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

De persoonsvormen in een samengestelde zin kun je het makkelijks vinden door de tijd te veranderen.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Maak een samengestelde zin:
Wouter zat in het park te vissen. Hij ving niet één vis. (maar)

Slide 21 - Open vraag

Maak een samengestelde zin:
Ik eet graag sushi. Ik ben dol op vis. (omdat)

Slide 22 - Open vraag

persoonsvorm(en), onderwerp(en)
Tim kreeg een bekeuring, omdat hij na 21 uur buiten was.

Slide 23 - Open vraag

persoonsvorm(en), onderwerp(en)
Terwijl het buiten regende, maakte Ira haar huiswerk.

Slide 24 - Open vraag

De brandweer (beweren) dat dat nog nooit is gebeurd.

Slide 25 - Open vraag

Onze klas (verhuizen) naar de derde verdieping.

Slide 26 - Open vraag

Onze klas is (verhuizen) naar de derde verdieping.

Slide 27 - Open vraag

De brief is naar de ouders (sturen).

Slide 28 - Open vraag

Welk voorzetsel mist er?
overeenkomen ....
A
tot
B
op
C
met
D
aan

Slide 29 - Quizvraag

Welk voorzetsel mist er?
.... de duim houden
A
onder
B
op
C
tegen
D
aan

Slide 30 - Quizvraag

Welk voorzetsel mist er?
.... aanraking komen met
A
onder
B
op
C
in
D
tegen

Slide 31 - Quizvraag

Hoe goed ken je het proefwerk al?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Wat wil je nog weten?

Slide 33 - Open vraag