vertering

Vertering
Leerdoelen:
  • de 6 groepen verteringsstoffen kennen
  • de functies en kenmerken van deze 6 groepen kennen
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 52 slides, met tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vertering
Leerdoelen:
  • de 6 groepen verteringsstoffen kennen
  • de functies en kenmerken van deze 6 groepen kennen

Slide 1 - Tekstslide

In de wand van het hele darmkanaal kringspieren en lengtespieren. 
Dit zijn gladde spieren.
Kenmerk gladde spieren: niet veel kracht, wel lange tijd werken.
Deze spieren zorgen voor darmperistaltiek: voortbewegen van het voedsel door de darm

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

vertering
De volgende stoffen moeten afgebroken worden, zodat deze opgenomen kunnen worden in de dunne darm:
-1- koolhydraten
-2- eiwitten
-3- vetten

Slide 5 - Tekstslide

De volgende stoffen kunnen zonder bewerking direct opgenomen worden:
-1- water
-2- vitaminen
-3- mineralen

Slide 6 - Tekstslide

Vertering gebeurt met behulp van verteringssappen.
Deze worden gemaakt door een exocriene klier.
Wat is dat?
Het autonome zenuwstelsel regelt de spijsvertering.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

regeling spijsvertering

Slide 12 - Tekstslide

Practicum 6
Doel: mbv indicatoren voedingsstoffen aantonen
  • zetmeel
  • eiwit
  • glucose
  • vitamine C
  • vet

Slide 13 - Tekstslide

Practicum 7
Jullie gaan voedingsmiddelen testen op de aanwezigheid van eiwit, zetmeel, glucose en vitamine C.
Hoeveelheden:
jodium: 2 druppels
fehlings: 3 druppels A, 3 druppels B, mengen en bij 90 graden
DCPIP: 1 druppel
Biureet: 3 druppels NaOH, 3 druppels CuSO4, mengen

Slide 14 - Tekstslide

Bas 3 Gezonde voeding

Leerdoelen:

  • schijf van vijf kunnen gebruiken
  • kunnen opnoemen waar gewicht van afhankelijk is

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link


Bepaal met behulp van de volgende site hoeveel jij kunt eten: http://www.voedingscentrum.nl/nl/gezond-eten-met-de-schijf-van-vijf/hoeveel-en-wat-kan-ik-per-dag-eten-.aspx. Vul je geslacht en leeftijd in.
Wat kan jij doen om gezonder te eten? 
Schrijf op.

timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

Bas 4 Voedsel conserveren
Leerdoelen:
  • Kunnen uitleggen waarom voedsel geconserveerd wordt
  • Manieren van conserveren kunnen benoemen
  • Het verschil tussen voedselvergiftiging en voedselinfectie kennen

Slide 18 - Tekstslide

voedsel conserveren
Grootste probleem geproduceerde giftige stoffen door bacteriën
Als je er ziek van wordt, heet dit een voedselvergiftiging
Om dit te voorkomen, moet je voedsel langer houdbaar maken
Dit betekent: zorgen dat micro-organismen niet kunnen vermenigvuldigen
Micro-organismen zijn bacteriën en schimmels

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Factoren die van invloed zijn bij bederf:
-1- hoge vochtigheid
-2- optimumtemperatuur, hoe dichterbij, hoe sneller bederf gaat; hogere temperatuur:  
a. pasteuriseren: kort tot 72 graden Celsius verwarmen
b. steriliseren: tot 130-140 graden Celsius verhitten, alle micro-organismen gaan dood

Slide 21 - Tekstslide

-3- zuurstof: 
weghalen of vervangen
-4- andere opties
a. doorstralen: met radioactieve stralen 
b. additieven toevoegen, oa conserveermiddelen, geurstoffen en smaakstoffen
Is het in de fabriek gemaakt, dan is het een synthetisch additief

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Bacteriën
  • Yoghurt ontstaat door speciale melkzuurbacteriën.
  • Bacteriën gebruiken de energierijke stoffen uit de melk
                        Voorbeeld melksuiker.
                        Melkzuur komt vrij als afvalstof
Conserveren
Manieren van  
Koel bewaren
Pasteuriseren
Het product wordt verhit tot 72 graden Celcius
- veel bacteriën en schimmels gaan dood, maar niet allemaal
- je vindt deze melk in de koeling van de supermarkt
Steriliseren
Het product wordt tussen de 130 en 140 graden celcius verhit
- Alle bacteriën en schimmels gaan dood
- De smaak verandert 
- Deze melk vind je in de supermarkt buiten de koeling
Drogen
Water wordt uit de producten gehaald. Bacteriën en schimmels hebben dit nodig om in leven te blijven. 
- gedroogd fruit
- soep (cup a soup)
- melkpoeder / chocopoeder
- gedroogde groenten 
Vacuum verpakken
Ook wel het luchtdicht verpakken. Alle lucht wordt uit de verpakking gezogen. Zo voorkomen ze de verdere groei van bacterien en schimmels

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

0

Slide 26 - Video

Typen vertering
-1- mechanische vertering
Hierbij wordt dmv spieren het voedsel kleiner gemaakt en gekneed
Hierdoor groter oppervlak waarop enzymen in kunnen werken.
-2- chemische vertering
Hierbij wordt het voedsel bewerkt dmv enzymen 

Slide 27 - Tekstslide

Spijsverteringsorganen
1. mondholte, 2. slokdarm, 3. maag, 4. sluitspier, 5. 12-vingerigedarm, 6. alvleesklier, 7. lever, 8. galblaas, 9. dunne darm, 10. blinde darm, 11. dikke darm, 12. endeldarm, 13. anus

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Slide 31 - Video

chemische vertering
Vertering mbv enzymen (Binas 82E, F, G)
alleen eiwitten, polysachariden, disachariden en vetten moeten verteerd worden
Eiwitten: in afzonderlijke aminozuren
Poly- en disachariden: in monosachariden
Vetten: in glycerol en vrije vetzuurmoleculen of in monoglyceride en vrije vetzuurmoleculen: BINAS

Slide 32 - Tekstslide

Mond
Binas 82C, E en F
speekselklieren produceren speeksel met amylase: deel van het zetmeel wordt maltose (disacharide)
werkzame pH: 6 - 7,5

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Maag
voedsel in maag: gastrine zorgt voor productie maagsap
hierin zit onder andere pepsinogeen.
Werking enzymen optimaal bij pH 2,5

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

12-vingerige darm
Krijgt gal uit galblaas, geproduceerd door lever
Gal is geen enzym
Krijgt enzymen uit alvleesklier
Die verteren lange polypeptiden, vetten, disachariden, DNA en RNA

Slide 38 - Tekstslide

Dunne darm
Hierin vindt laatste afbraak plaats tot opneembare onderdelen: monosachariden, glycerol, vetzuren, monoglyceriden, aminozuren

Slide 39 - Tekstslide

Dikke darm
Hier vindt laatste opname van voedingstoffen plaats en wordt o.a. vitamine K aangemaakt

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Bas 7 resorptie
Leerdoelen:
  • kunnen uitleggen wat resorptie is
  • kunnen uitleggen welke stoffen hoe en waar opgenomen worden

Slide 42 - Tekstslide

Resorptie

Opname van water, voedingsstoffen en verteringsproducten in de dunne darm.

Is mogelijk door een groot oppervlak van de dunne darm

grote oppervlak door darmplooien, darmvlokken en microvilli

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Tekstslide

mogelijkheden transport
  • Actief: tegen concentratieverval door transporteiwitten, in cellen dan veel mitochondriën
  • Passief: met concentratieverval mee, via eiwitten of membraan
  • watertransport: osmose, via aquaporines

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Slide 48 - Tekstslide

opname van de verteringsprodukten in haarvaten en lymfevaten, haarvaten verenigen tot één ader

die heet niet dunne darmader, maar poortader

loopt van dunnedarm naar lever

Zuurstof is verbruikt door dunne darm

wel vol met voedingsstoffen als monosachariden

die worden opgeslagen in lever als glycogeen

Slide 49 - Tekstslide

verwerking vetten

monoglyceriden, vetzuren en glycerol worden opgenomen

via ER en Golgi naar buiten de cel

via intercellulaire ruimten naar lymfevat

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Link