24-25 Voedingsleer 3 - Les 5

Voedingsleer - les 5
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingsleerMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Voedingsleer - les 5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weekplanning
  1. Energiehomeostase
  2. Vervolg energie homeostase
  3. Glucose homeostase, diabetes en zoetstoffen
  4. Overgewicht en obesitas
  5. Zoetstoffen + Invloed vegetarisme en veganisme
  6. Medische voeding en diëten
  7. Toets 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning

  • Zoetstoffen
  • Vegetarische voeding en veganistische voeding
         

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:

  • Jij kunt beschrijven wat het effect van zoetstoffen is op je lichaam
  • Jij herkent verschillende soorten zoetstoffen
  • Jij kunt de werking van zoetstoffen beschrijven (zoetkracht t.o.v. sacharose)
  • Jij weet wat het verschil is tussen een vegetarisch en veganistisch eetpatroon
  • Jij kunt de gezondheidseffecten van vegetarisch of veganistisch eetpatroon benoemen .
  • Jij weet op welke wijze vegetarische en veganistische mensen hun voedingspatroon moeten aanpassen


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn zoetstoffen?

Slide 5 - Open vraag

Een zoetstof is een stof die zoet smaakt. De term wordt in twee betekenissen gebruikt:
1. voor stoffen die niet tot de suikers behoren, maar die wel, net als suiker, het zintuig voor zoete smaak prikkelen.
2. voor alle zoetmakers, zowel suikers als andere zoetstoffen.
Zoetstoffen - Zoek het uit!
Wat is het verschil tussen voedende en niet-voedende zoetstoffen?
timer
7:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedende zoetstoffen

  • Suikeralcoholen of bulkzoetstoffen
  • Lage relatieve zoetkracht
  • Verlagen de kans op tandbederf
  • Kleinere toename van bloedsuiker
  • Laxerend effect 

Bv. Sorbitol, maltitol, xylitol, lactitol, mannitol
Niet-voedende zoetstoffen

  • Hoge intensiteit zoetstoffen 
  • Hoge relatieve zoetkracht
  • Kunstmatig
  • Dragen weinig tot niet bij aan de energie van het voedsel
  • Kunnen verschillen in warmte stabiliteit (vb. aspartaam)

Bv. Stevia, aspartaam, sucralose etc.

Slide 7 - Tekstslide

Moderne voeding en glucose homeostase
De moderne voeding bestaat veelal uit koolhydraten met een hoge glycemische index, de snelle suikers. Deze suikers zorgen voor een hoge en snelle piek in de bloedsuikerspiegel gevolgd door een dieptepunt. Dit zorgt voor een kort verzadigingsgevoel, meestal krijgt de mens hierdoor al naar 1,5 tot 2 uur weer honger.
De voedingsmiddelenindustrie springt hierop in, door producten te ontwikkelen die veel snelle suikers bevatten. Dit zorgt voor een hogere eetfrequentie en meer vetopslag bij de mens.
Een combinatie van een hogere bloedsuikerspiegel en een hoog insulinegehalte veroorzaakt een hogere bloeddruk. Hierdoor kunnen de nieren niet meer goed werken en dit zorgt voor een vochtophoping. Veelal kun je dit bij mensen in het gezicht terug zien. Ook gaat het cholesterol veranderen door een hoge bloedsuikerspiegel. Onder invloed van suiker wordt het goede cholesterol omgezet in het slechte cholesterol en dit zorgt voor een verhoogd risico op hart- en vaatziekten.

Leerdoelen:

  • Jij kunt beschrijven wat het effect van zoetstoffen is op je lichaam
  • Jij herkent verschillende soorten zoetstoffen
  • Jij kunt de werking van zoetstoffen beschrijven (zoetkracht t.o.v. sacharose)
  • Jij weet wat het verschil is tussen een vegetarisch en veganistisch eetpatroon
  • Jij kunt de gezondheidseffecten van vegetarisch of veganistisch eetpatroon benoemen .
  • Jij weet op welke wijze vegetarische en veganistische mensen hun voedingspatroon moeten aanpassen


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is relatieve zoetkracht?

Slide 9 - Open vraag

De zoetkracht van een zoetstof ten opzichte van de zoetkracht van kristalsuiker (sacharose) = 1

Slide 10 - Tekstslide

Suiker behoort tot de groep van koolhydraten. Behalve suiker behoort ook zetmeel tot de koolhydraten. De zoetkracht van suiker heeft veel invloed op de smaak van het eindproduct. Daarom moet je weten wat de zoetkracht van een suiker is, als je een bepaald product gaat maken. De zoetkracht geef je aan met een getal.
Uitgangspunt hierbij is de zoetkracht van bietsuiker (sacharose) van 100. Melksuiker (lactose) heeft een zoetkracht van 39. Dat betekent dat je meer lactose dan sacharose nodig hebt om dezelfde zoete smaak te krijgen. Je hebt 100/39 = 2,56 maal meer lactose nodig dan sacharose.

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:

  • Jij kunt beschrijven wat het effect van zoetstoffen is op je lichaam
  • Jij herkent verschillende soorten zoetstoffen
  • Jij kunt de werking van zoetstoffen beschrijven (zoetkracht t.o.v. sacharose)
  • Jij weet wat het verschil is tussen een vegetarisch en veganistisch eetpatroon
  • Jij kunt de gezondheidseffecten van vegetarisch of veganistisch eetpatroon benoemen .
  • Jij weet op welke wijze vegetarische en veganistische mensen hun voedingspatroon moeten aanpassen


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is vegetarisme?

Slide 13 - Open vraag

Vegetarisme is de voedingswijze waarbij men geen vlees (inclusief gevogelte, vis, schaaldieren en insecten) eet. Bijproducten van geslachte dieren, zoals dierlijk stremsel in kaas en gelatine in snoep en pudding, wordt door sommigen eveneens uit de voeding weggelaten.
Wat is veganisme?

Slide 14 - Open vraag

Veganisme is een levenswijze waarin gestreefd wordt naar het vermijden van het gebruik van dierlijke producten.[1] Als zodanig gelden ten eerste delen van het dierenlichaam of producten die daarvan vervaardigd zijn (zoals vlees, gelatine, leer, bont en wol) en ten tweede door dieren voortgebrachte producten, zoals zuivel en honing. Vaak worden alternatieven gevonden in het gebruik van plantaardige voedingsmiddelen en materialen. De meeste veganisten keuren ook exploitatie van dieren en wreedheid jegens dieren af, zoals het vasthouden van dieren voor vermaak of ter gebruik als proefdier.
Leerdoelen:

  • Jij kunt beschrijven wat het effect van zoetstoffen is op je lichaam
  • Jij herkent verschillende soorten zoetstoffen
  • Jij kunt de werking van zoetstoffen beschrijven (zoetkracht t.o.v. sacharose)
  • Jij weet wat het verschil is tussen een vegetarisch en veganistisch eetpatroon
  • Jij kunt de gezondheidseffecten van vegetarisch of veganistisch eetpatroon benoemen .
  • Jij weet op welke wijze vegetarische en veganistische mensen hun voedingspatroon moeten aanpassen


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek uit
  1. Welke nuttige voedingsstoffen bevat vlees?
  2. Welke soorten vlees zijn minder goed voor de gezondheid?
  3. Welke gezondheidseffecten kunnen optreden na het eten van teveel van het ‘ongezonde’ vlees?
  4. Op welke wijze moeten mensen hun voedingspatroon aanpassen? (vegetarisme/veganisme?


timer
7:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Vegetarisme
  • IJzer en vitamine B12 aandachtspunt
  • Plantaardig ijzer moeilijker opgenomen
  • Vitamine C en ijzeropname
  • Koffie, thee, rode wijn en ijzeropname
  • Let op eiwitten


Veganisme
  • Zelfde adviezen als voor vegetarische mensen
  • Vitamine B12 tekort
  • Zeewieren en algen
  • Calcium en vitamine B2
  • Supplementen
Gevolgen voor de gezondheid

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:

  • Jij kunt beschrijven wat het effect van zoetstoffen is op je lichaam
  • Jij herkent verschillende soorten zoetstoffen
  • Jij kunt de werking van zoetstoffen beschrijven (zoetkracht t.o.v. sacharose)
  • Jij weet wat het verschil is tussen een vegetarisch en veganistisch eetpatroon
  • Jij kunt de gezondheidseffecten van vegetarisch of veganistisch eetpatroon benoemen .
  • Jij weet op welke wijze vegetarische en veganistische mensen hun voedingspatroon moeten aanpassen


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies