H3 herhaling

Programma
-Herhalen H3
-Maken test jezelf 3.5: Yassir, Maud ( 3.3. en 3.5), Inge 3.5, Sem 3.5. Olaf (3.3 en 3.5) Ester 3.5, Fenna 3.5 en Zara 3.5.
-De rest maakt grammatica 3.7 opdracht 1 en opdracht 5.
- huiswerk voor morgen is leren de woorden op blz. 210 aanstekelijk t/m de identiteit.Maken grammatica 3.7 opdracht 1 en opdracht 5. leerlingen die hierboven staan hebben de test jezelf af.

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Programma
-Herhalen H3
-Maken test jezelf 3.5: Yassir, Maud ( 3.3. en 3.5), Inge 3.5, Sem 3.5. Olaf (3.3 en 3.5) Ester 3.5, Fenna 3.5 en Zara 3.5.
-De rest maakt grammatica 3.7 opdracht 1 en opdracht 5.
- huiswerk voor morgen is leren de woorden op blz. 210 aanstekelijk t/m de identiteit.Maken grammatica 3.7 opdracht 1 en opdracht 5. leerlingen die hierboven staan hebben de test jezelf af.

Slide 1 - Tekstslide

Onderdeel lezen 3.3
-herkennen mening en argument
-signaalwoorden reden
-wat een betoog is
-signaalwoorden die een conclusie aangeven
-Hoe je de hoofdgedachte vindt in een tekst

Slide 2 - Tekstslide

Ik vind die trui erg mooi
In 1945 was de Tweede Wereldoorlog afgelopen
Mening
Feit
Justin Bieber is een goede zanger
Ik heb nu het vak Nederlands

Slide 3 - Sleepvraag

Signaalwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het signaalwoord in de zinnen: "Komt hij nog? Nee, hij is namelijk ziek."
A
Nog
B
Nee
C
Hij
D
Namelijk

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord in de zin: "Ik heb mijn broertje de deur uitgeschopt, omdat hij zo vervelend is."
A
Vervelend
B
Omdat
C
Hij
D
Uitgeschopt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord in de zin: "Ik heb te veel taart gegeten, daarom voel ik mij nu ziek."
A
Te veel
B
Nu
C
Daarom
D
Gegeten

Slide 7 - Quizvraag

Onderdeel woorden 3.5
Je leert 25 nieuwe woorden blz. 210
- je leert wat een afleiding is

Slide 8 - Tekstslide

Afleiding
bloem -> bloempje

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden
grondwoord
afleiding
aardig
onaardig
gevaar
gevaarlijk
bloem
bloempje
raadsel
raadselachtig

Slide 10 - Tekstslide

meer afleidingen
Ook van namen van landen of steden kun je een afleiding maken. Ook deze afleidingen schrijf je met een hoofdletter.
Voorbeelden:
Duitsland - de Duitse worsten
Friesland - de Friese meren
Amsterdam - de Amsterdamse grachten


Slide 11 - Tekstslide

Grammatica 3.7
Je leert wat een meewerkend voorwerp is

Slide 12 - Tekstslide

De stappen van ontleden
1. zoek de pv
2 zoek het onderwerp
3. zoek het werkwoordelijk gezegde
4. zoek het lijdend voorwerp
5. zoek het meewerkend voorwerp

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het Ow in de zin:
"Mijn broertje loopt naar de winkel."?
A
Mijn broertje
B
Loopt
C
Naar
D
De winkel

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het Ow in de zin:
"Mijn kleine, blonde broertje loopt naar de winkel."?
A
Mijn kleine, blonde broertje
B
loopt
C
naar
D
de winkel

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het LV in de zin:
"Mijn zus eet een appel."?
A
Mijn zus
B
eet
C
een appel
D
niks

Slide 16 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 20 - Quizvraag

Programma
-Herhalen H3
-Maken test jezelf 3.5: Yassir, Maud ( 3.3. en 3.5), Inge 3.5, Sem 3.5. Olaf (3.3 en 3.5) Ester 3.5, Fenna 3.5 en Zara 3.5.
-De rest maakt grammatica 3.7 opdracht 1 en opdracht 5.
- huiswerk voor morgen is leren de woorden op blz. 210 aanstekelijk t/m de identiteit.Maken grammatica 3.7 opdracht 1 en opdracht 5. leerlingen die hierboven staan hebben de test jezelf af.

Slide 21 - Tekstslide