Hoofdletters en leestekens

Nederlands
Hoofdletters en leestekens
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer hoofdletters?
- Aan het begin van de zin (maar: 's middags)
- Bij namen van mensen en merken
- Bij landen en talen
- Bij feestdagen

Maar niet bij: namen van dagen, maanden, windrichtingen, seizoenen, woorden over feestdagen en schoolsoorten 

Slide 2 - Tekstslide

Leestekens

Slide 3 - Woordweb

Punt
- Aan het eind van de zin
- Soms bij afkortingen (a.u.b., maar bijv. niet bij mbo)

Slide 4 - Tekstslide

Komma
- Bij opsommingen (bijv. voorbeelden)
- Tussen twee persoonsvormen
- Voor en/of na een aanspreking
- Voor voegwoorden (bijv. omdat, maar, nadat, want, voordat)

Slide 5 - Tekstslide

Vraagteken
- Na een vraag

Slide 6 - Tekstslide

Uitroepteken
- Na een bevel
- Na een uitroep

Slide 7 - Tekstslide

Dubbele punt
- Bij een opsomming (''de volgende dingen moet je meenemen:.....'')
- Als je een uitleg gaat geven (''zo begin je een zakelijke brief:..'')
- In een boek als iemand iets zegt

Slide 8 - Tekstslide

Aanhalingstekens
- Om te laten zien dat iemand iets zegt

Slide 9 - Tekstslide

hij zegt ik ga naar het strand

Slide 10 - Open vraag

de docent zegt ik kan zien dat je thuis oefent

Slide 11 - Open vraag