Cursus 5 woordsoorten- § 14-betrekkelijk voornaamwoord

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?




Na deze les kun je betrekkelijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken


Slide 2 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zinnen op blz.232:

Met de jongen ( bijv.bijzin die daar op dat bankje zit), heeft mijn zus verkering gehad.

Het alarm ( bijv.bijzin dat je op vrijwel elke wekker vindt), is een pieper of zoemer.

Hij is de politicus ( bijv.bijzin op wie ik ga stemmen).

Er is niets ( bijv.bijzin wat ik niet durf).



Slide 3 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
De zinnen 1 tot en met 4 bevatten elk een bijvoeglijke bijzin. Een bijvoeglijke bijzin begint vaak met een betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw). Zo’n betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een kern, een woord dat eerder genoemd is: het antecedent (in de voorbeeldzinnen onderstreept). 


De meest gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wie en wat.

Let op: woorden als waar, waarmee, waarover, waarvan, … zijn geen betrekkelijke voornaamwoorden, maar bijwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden


Zo gebruik je het betrekkelijk voornaamwoord

Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden (zie zin 1), met dat naar het-woorden (zie zin 2).
Let op: Als je die/dat kunt vervangen door deze of dit, is die/dat geen betrekkelijk voornaamwoord, maar een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Met het betrekkelijk voornaamwoord wat verwijs je naar:
een overtreffende trap na ‘het’, die niet gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord:

Het noorderlicht is het mooiste (bijv.bijzin wat ik ooit heb gezien).
maar: Jij bent de mooiste die ik ken.
woorden als alles, datgene, diegene, het enige, iets, niets, veel, weinig:
Alles (bijv.bijzin wat op de site staat), is uit voorraad leverbaar.
een hele zin of een deel van een zin:
Ridouan is een ijverige leerling, wat niet gezegd kan worden van Wesley.

Slide 6 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Met een voorzetsel + wie verwijs je naar een persoon: door wie, voor wie enzovoort (dus niet met waar+voorzetsel: waarover, waarvoor enzovoort).
 
Dus: Syenne, van wie ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili.

Niet: *Syenne, waarvan ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili.

(* betekent: ongrammaticaal)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Gebruik de theorie van blz.212 bij het maken van de opdrachten. 

Maken:
Cursus 5 Grammatica woordsoorten
§14 blz. 232
opdr. 1 t/m 5

 opdr 2+ opdr.3 mag alleen met potlood in je werkboek
de rest maak je in je schrift!



Slide 12 - Tekstslide

H2E-2022

Slide 13 - Tekstslide

H2F

Slide 14 - Tekstslide

Cursus 5 woordsoorten- § 14-betrekkelijk voornaamwoord

Slide 15 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden

Slide 16 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden

Slide 17 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden

Slide 18 - Tekstslide