Cursus 5 woordsoorten- § 14-betrekkelijk voornaamwoord

Tien minuten stil lezen. Leg alleen je boek op tafel.
Planning van vandaag.
Kleine terugblik met vragen.
Eventueel huiswerk bespreken.
Uitleg Grammatica woordsoorten 'betrekkelijk voornaamwoord'.
Klassikaal leerdoel check.

Aan het werk.
 

Wat gaan we doen vandaag?
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Tien minuten stil lezen. Leg alleen je boek op tafel.
Planning van vandaag.
Kleine terugblik met vragen.
Eventueel huiswerk bespreken.
Uitleg Grammatica woordsoorten 'betrekkelijk voornaamwoord'.
Klassikaal leerdoel check.

Aan het werk.
 

Wat gaan we doen vandaag?

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00
Tien minuten stil lezen. Leg alleen je boek op tafel.
Planning van vandaag.
Kleine terugblik met vragen.
Eventueel huiswerk bespreken.
Uitleg Grammatica woordsoorten 'betrekkelijk voornaamwoord'.
Klassikaal leerdoel check.

Aan het werk.
 

Wat gaan we doen vandaag?

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00
                  10 minuten lezen
Stijl
Kun je een stuk noemen dat het meeste lijkt op het echte leven?
Is er een stukje waarin een gebeurtenis heel mooi wordt beschreven?
Heb je een mooie zin gelezen of gehoord?
Weet je nog bepaalde uitspraken van een personage?
Hoe vind je de keus van de namen van de personages?
Staat er iets in het verhaal dat volgens jou echt niet kan?
Gebruikt de schrijver moeilijke woorden?
Kun je vaak lezen wat personages tegen elkaar zeggen?

Perspectief
Wie vertelt het verhaal?
Wordt het verhaal verteld vanuit een ik-figuur?                            Aidan Chambers
Komt de verteller in het verhaal voor?

Slide 3 - Tekstslide

timer
10:00
10 minuten lezen
Wanneer - Over de tijd waarin het verhaal speelt
Hoe lang duurt het verhaal?
Wordt het verhaal verteld in de volgorde waarin de gebeurtenissen plaatsvinden?
Waar zie je aan in welke tijd het verhaal speelt?
Gaat een stuk van het verhaal over de tijdsbeleving?
Gebeurt het verhaal lang geleden of nu?
Als het verhaal in een andere tijd speelt, zou je dan meer over die tijd willen weten?
Zijn er stukjes in het verhaal die lang duren, maar kort verteld worden?
Zijn er stukjes die kort duren, maar lang beschreven worden?
Als het verhaal lang geleden gebeurde, kan het dan nu nog gebeuren?
                                                                                        

                                                                                                Aidan Chambers

Slide 4 - Tekstslide

timer
10:00
Tien minuten stil lezen. Leg alleen je boek op tafel.
Planning van vandaag.
Kleine terugblik met vragen.
Eventueel huiswerk bespreken.
Uitleg Grammatica woordsoorten 'betrekkelijk voornaamwoord'.
Klassikaal leerdoel check.

Aan het werk.
 

Wat gaan we doen vandaag?

Slide 5 - Tekstslide

Cursus 5 Grammatica woordsoorten        §14

Ik (her)ken de betrekkelijke voornaamwoorden in een zin.
Je hebt afgerond:
Grammatica woordsoorten

§2 herhaling jaar 1 (online)
§4 Aanwijzend en vragend voornaamwoord
§6 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
§8 Vier telwoorden
§10 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zin

Slide 6 - Tekstslide

olw  = onbepaald lidwoord                   een                    
blw  = bepaald lidwoord                       de/het
znw =  zelfstandig naamwoord: mensen, dieren, dingen, aardrijkskundige namen, eigen namen       
bn = bijvoeglijk naamwoord (geeft eigenschap of een toestand van een zn aan)               
st.bn = stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: gouden
bw = bijwoord: Waar? -hier, daar. Wanneer? -dan, toen, morgen. Hoe? Waarom? Zegt iets over: bn, ww, een ander bw.
vz = voorzetsel: in, op, tijdens, gedurende (het feestje)
zww = zelfstandig werkwoord             100% ww : doet iets
hww = hulpwerkwoord                       <100% ww : hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen.
pers. vnw = persoonlijk voornaamwoord : zij, hij, ze, jullie, het (regent)
bez.vnw = bezittelijk voornaamwoord : mijn, jouw, jullie, ons
vr. vnw = vragend voornaamwoord: wie, wat welke, wat voor (een) (4)
aanw. vnw =  voornaamwoord: dit, dat, die deze/zulke, zo'n, dergelijke/dezelfde, hetzelfde, diezelfde, datzelfde, datgene
kww = koppelwerkwoord         100% ww : is iets
(9)zijn-worden-blijven-blijken-lijken-schijnen(heten-dunken-voorkomen)
onbep.hoofdtelw = onbepaald hoofdtelwoord : veel, sommige, alle
onbep.rangtelw = onbepaald rangtelwoord : middelste, laatste, zoveelste
bep.hoofdtelw = bepaald hoofdtelwoord : vier
bep.rangtelw = bepaald rangtelwoord : tweede
vw = voegwoord os.vgw = onderschikkend voegwoord: omdat, doordat, want enz.            
                                ns.vgw = nevenschikkend voegwoord: dus, en, maar, of en want (5) 
betr. vnw = betrekkelijk voornaamwoord : de jongen, die ... / het alarm, dat ...
onbep. vnw = onbepaald voornaamwoord : alles, elke, iedereen, (n)iemand, iets, niets, sommige(n), vele(n)
tussenw. = tussenwerpsel : jakkes, ah, oh, tsjongejonge       wed.vnw = wederkerende voornaamwoorden: me, ons, zich
wedig.vnw =wederkerige voornaamwoorden: elkaar, elkander, mekaar

Slide 7 - Tekstslide

Terugblik vorige les m.b.v. een oefening
Noteer het werkwoord en schrijf de woordsoort erachter:

1 Het bedrijf produceert stijlproducten voor honden.
2 In het spel ga je avonturen beleven.
3 Justitie moet dit programma over drugs wel gevolgd hebben.
4 Door wie zal de volgende editie worden gepresenteerd?
5 De kinderen hadden op school een lampion gemaakt.
6 Met Angels scoorde Robbie een nummer 1- hit.

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden:
1 produceert = zww
2 ga = hww 
beleven = zww
3 moet = hww
gevolgd = zww
hebben = hww
4 zal = hww
worden = hww
gepresenteerd = zww
5 hadden = hww
gemaakt = zww
6 scoorde = zww

Slide 9 - Tekstslide

Tien minuten stil lezen. Leg alleen je boek op tafel.
Planning van vandaag.
Kleine terugblik met vragen.
Eventueel huiswerk bespreken.
Uitleg Grammatica woordsoorten 'betrekkelijk voornaamwoord'.
Klassikaal leerdoel check.

Aan het werk.
 

Wat gaan we doen vandaag?

Slide 10 - Tekstslide

Cursus 5 Grammatica woordsoorten        §14

Ik (her)ken de betrekkelijke voornaamwoorden in een zin.
Je hebt afgerond:
Grammatica woordsoorten

§2 herhaling jaar 1 (online)
§4 Aanwijzend en vragend voornaamwoord
§6 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
§8 Vier telwoorden
§10 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zin

Slide 11 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zinnen op blz.232:

Met de jongen ( bijv.bijzin die daar op dat bankje zit), heeft mijn zus verkering gehad.

Het alarm ( bijv.bijzin dat je op vrijwel elke wekker vindt), is een pieper of zoemer.

Hij is de politicus ( bijv.bijzin op wie ik ga stemmen).

Er is niets ( bijv.bijzin wat ik niet durf).



Slide 12 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
De zinnen 1 tot en met 4 bevatten elk een bijvoeglijke bijzin. Een bijvoeglijke bijzin begint vaak met een betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw). Zo’n betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een kern, een woord dat eerder genoemd is: het antecedent (in de voorbeeldzinnen onderstreept). 


De meest gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wie en wat.

Let op: woorden als waar, waarmee, waarover, waarvan, … zijn geen betrekkelijke voornaamwoorden, maar bijwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden


Zo gebruik je het betrekkelijk voornaamwoord

Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden (zie zin 1), met dat naar het-woorden (zie zin 2).
Let op: Als je die/dat kunt vervangen door deze of dit, is die/dat geen betrekkelijk voornaamwoord, maar een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 14 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Met het betrekkelijk voornaamwoord wat verwijs je naar:
een overtreffende trap na ‘het’, die niet gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord:

Het noorderlicht is het mooiste (bijv.bijzin wat ik ooit heb gezien).
maar: Jij bent de mooiste die ik ken.
woorden als alles, datgene, diegene, het enige, iets, niets, veel, weinig:
Alles (bijv.bijzin wat op de site staat), is uit voorraad leverbaar.
een hele zin of een deel van een zin:
Ridouan is een ijverige leerling, wat niet gezegd kan worden van Wesley.

Slide 15 - Tekstslide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Met een voorzetsel + wie verwijs je naar een persoon: door wie, voor wie enzovoort (dus niet met waar+voorzetsel: waarover, waarvoor enzovoort).
 
Dus: Syenne, van wie ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili.

Niet: *Syenne, waarvan ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili.

(* betekent: ongrammaticaal)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Oefening: wat zijn de betrekkelijke voornaamwoorden?
1: De jongen, die daar staat.
2: Het meisje, dat hij leuk vindt.
3: De leerlingen, die naar de stad gaan.
4: Het verlegen meisje, dat ik zag.
5: De wedstrijd, die ik gewonnen heb.
6: De leraar, die van lezen houdt.
7: De leuke meid, die jij gisteren hebt gezien.
8: Het nieuwe jurkje, dat ik heb gekocht.
9: De leuke foto, die ik heb gemaakt.
10: Het prachtige verhaal, dat Sinterklaas vertelde.

bron: Juf Melis

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden: wat zijn de betrekkelijke voornaamwoorden?
1: De jongen, die daar staat.
2: Het meisje, dat hij leuk vindt.
3: De leerlingen, die naar de stad gaan.
4: Het verlegen meisje, dat ik zag.
5: De wedstrijd, die ik gewonnen heb.
6: De leraar, die van lezen houdt.
7: De leuke meid, die jij gisteren hebt gezien.
8: Het nieuwe jurkje, dat ik heb gekocht.
9: De leuke foto, die ik heb gemaakt.
10: Het prachtige verhaal, dat Sinterklaas vertelde.

bron: Juf Melis

Slide 19 - Tekstslide

Vul de betrekkelijke voornaamwoorden in.

1. Coen draagt altijd ouderwetse spijkerbroeken, die hem overigens prima staan.

Slide 20 - Open vraag

2. Toen Roelof wilde printen, was het papier, dat hij net had bijgevuld, alweer op.

betr.vnw=?

Slide 21 - Open vraag

3. In het krantje, dat vandaag verscheen, las ik over de uitbreiding van het station.

betr. vnw=?

Slide 22 - Open vraag

4. Mevrouw Daniels, die vorige week een ander huis kocht, is helemaal in haar nopjes met deze aankoop.

betr. vnw=?

Slide 23 - Open vraag

Vul het juiste betr. vnw in
5. ... je aan Iris vertelde, is toch niet het geheim ... ik jou toevertrouwde?

Slide 24 - Open vraag

Vul het betr. vnw in en waar het naar terugwijst :

7. De verkoop van het boek, ... gisteren uitkwam, loopt als een trein.

Slide 25 - Open vraag

Cursus 5 Grammatica woordsoorten        §14

Ik (her)ken de betrekkelijke voornaamwoorden in een zin.
Je hebt afgerond:
Grammatica woordsoorten

§2 herhaling jaar 1 (online)
§4 Aanwijzend en vragend voornaamwoord
§6 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
§8 Vier telwoorden
§10 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zin

Slide 26 - Tekstslide

Gebruik de theorie van blz.212 bij het maken van de opdrachten. 

Maken:
Cursus 5 Grammatica woordsoorten
§14 blz. 232
opdr. 1 t/m 5

 opdr 2+ opdr.3 mag alleen met potlood in je werkboek
de rest maak je in je schrift!



Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandig werken





Tien minuten zelfstandig aan het werk.
Wil je met mij samen de tweede opdracht doen? Kom maar hier...



         Maken: Cursus 5 Grammatica woordsoorten § 8 blz. 220 Opdracht 1-6





timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Podcast
Opdracht: Je maakt een podcast
Een podcast is een geluidsbestand dat je kunt beluisteren op een moment dat het jou uitkomt. Veel podcasts bestaan uit meerdere afleveringen; ze kunnen verschillende lengtes hebben en zijn te volgen via bijvoorbeeld je smartphone of je computer. Je vindt podcasts in een podcastapp en op diverse internetsites. De meeste radioprogramma’s kun je ook terugluisteren als podcast. 

Opdracht: Je maakt een podcast

Een podcast is een geluidsbestand dat je kunt beluisteren op een moment dat het jou uitkomt. Veel podcasts bestaan uit meerdere afleveringen; ze kunnen verschillende lengtes hebben en zijn te volgen via bijvoorbeeld je smartphone of je computer. Je vindt podcasts in een podcastapp en op diverse internetsites. De meeste radioprogramma’s kun je ook terugluisteren als podcast. 

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

je beschrijft enkele bijfiguren (de belangrijkste) in hun rol van tegenstander of helper

ik-perspectief/ personaal-perspectief/alwetende verteller

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide