Cursus 5-§ 6 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
timer
10:00
Tien minuten stil lezen. Leg alleen je boek op tafel.
Planning van vandaag:
Kleine terugblik met vragen.
Eventueel huiswerk bespreken.
Uitleg Grammatica woordsoorten 'Kww, zww en hww'.
Klassikaal leerdoel check.
Aan het werk.
Wat gaan we doen vandaag?
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
timer
10:00
Tien minuten stil lezen. Leg alleen je boek op tafel.
Planning van vandaag:
Kleine terugblik met vragen.
Eventueel huiswerk bespreken.
Uitleg Grammatica woordsoorten 'Kww, zww en hww'.
Klassikaal leerdoel check.
Aan het werk.
Wat gaan we doen vandaag?
Slide 1 - Tekstslide
10 minuten lezen
Stijl
Kun je een stuk noemen dat het meeste lijkt op het echte leven?
Is er een stukje waarin een gebeurtenis heel mooi wordt beschreven?
Heb je een mooie zin gelezen of gehoord?
Weet je nog bepaalde uitspraken van een personage?
Hoe vind je de keus van de namen van de personages?
Staat er iets in het verhaal dat volgens jou echt niet kan?
Gebruikt de schrijver moeilijke woorden?
Kun je vaak lezen wat personages tegen elkaar zeggen?
Perspectief
Wie vertelt het verhaal?
Wordt het verhaal verteld vanuit een ik-figuur? Aidan Chambers
Komt de verteller in het verhaal voor?
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Planning derde periode:
Fictie (boek lezen)
Eigen keuze boek
Vragen van Aidan Chambers
Cursus 5 Grammatica (ws)
§2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14
Cursus 1 Meer dan lezen
§1 -7
Toetsen derde periode:
Fictie (boek lezen)
Podcast Inleverdatum 26 mei
Vragen van Aidan Chambers
Cursus 5 Grammatica (ws)
8/9 mei (2x)
Cursus 1 Meer dan lezen
Toetsweek 16 juni (3x)
Slide 3 - Tekstslide
timer
10:00
Tien minuten stil lezen. Leg alleen je boek op tafel.
Planning van vandaag:
Kleine terugblik met vragen.
Eventueel huiswerk bespreken.
Uitleg Grammatica woordsoorten 'Kww, zww en hww'.
Klassikaal leerdoel check.
Aan het werk.
Wat gaan we doen vandaag?
Slide 4 - Tekstslide
Noem het aanwijzend voornaamwoord. Dat jurkje vind ik geweldig!
A
Dat
B
jurkje
C
ik
D
geweldig
Slide 5 - Quizvraag
Wie heeft het schoolfeest georganiseerd? Wie =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord
Slide 6 - Quizvraag
timer
10:00
Tien minuten stil lezen. Leg alleen je boek op tafel.
Planning van vandaag:
Kleine terugblik met vragen.
Eventueel huiswerk bespreken.
Uitleg Grammatica woordsoorten 'Kww, zww en hww'.
Klassikaal leerdoel check.
Aan het werk.
Wat gaan we doen vandaag?
Slide 7 - Tekstslide
Je leert: kww, zww en hww
Koppelwerkwoord (Geeft aan wat het onderwerp is of wordt) (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen)
Zelfstandig werkwoord (Geeft de handeling aan wat het onderwerp doet)
Hulpwerkwoord (Ondersteunt het kww of zww)
Slide 8 - Tekstslide
Samen oefenen (blz. 62)
Slide 9 - Tekstslide
Ik schrijf een brief voor mijn moeder.
Ik heb een brief geschreven voor mijn moeder.
Ik zou een brief willen schrijven voor mijn moeder.
Ik word morgen 13 jaar.
Ik zou morgen 13 jaar willen worden.
Slide 10 - Tekstslide
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les kun je onderscheid maken tussen zelfstandige werkwoorden, koppel-en hulpwerkwoorden
Slide 11 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zinnen:
In het weekend vist Daley op de Linge.
Sommige opgaven in de toets zijn moeilijk.
In zin 1 is vist een zelfstandig werkwoord (zww).
Een zelfstandig werkwoord zegt wat iets of iemand doet (vissen, wandelen) of overkomt (krijgen, schrikken). Het heeft een duidelijke betekenis en komt voor in een werkwoordelijk gezegde.
Slide 12 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Sommige opgaven in de toets zijn moeilijk.
In zin 2 dóén of overkomen sommige opgaven niet iets, maar ze zíjn iets: moeilijk. In deze zin koppelt het koppelwerkwoord (kww) zijn een eigenschap (moeilijk) aan het onderwerp. Het koppelwerkwoord komt voor in zinnen met een naamwoordelijk gezegde.
Slide 13 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Zo herken je het zelfstandig werkwoord en het koppelwerkwoord
Als er maar één werkwoord (= de persoonsvorm) in een zin staat, kan dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord zijn.
Slide 14 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Is het werkwoord een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken of schijnen en zegt het wat iemand of iets is, wordt, blijkt enzovoort? Dan is het een koppelwerkwoord:
– Henk is (kww) een aardige man. Olivia wordt (kww) boos. Die agenten bleven (kww) geduldig. Deze films bleken (kww) erg saai.
Let op:
– als zijn of blijven zeggen waar iemand of iets is, zijn ze zelfstandig werkwoord:
Slide 15 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
• De kinderen zijn (zww) in het zwembad. Kees blijft (zww) op zijn kamer.
– als schijnen ‘licht geven’ betekent, is het zelfstandig werkwoord:
• De zon schijnt (zww) op mijn balkon. Die lampen schijnen (zww) fel.
Slide 16 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Is het werkwoord een ander werkwoord dan zijn, worden, blijven enzovoort?
Dan is het een zelfstandig werkwoord:
– Veel mensen genieten (zww) van een vrije zaterdag. Ella bakte (zww) heerlijke taart.
Slide 17 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de volgende zinnen:
1-In het weekend heeft Daley op de Linge gevist.
2-Sommige opgaven in de toets kunnen moeilijk zijn.
De persoonsvormen heeft in zin 1 en kunnen in zin 2 zijn beide een hulpwerkwoord (hww).
Slide 18 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Hulpwerkwoorden komen voor in elke zin met meer dan één werkwoord. Ze ‘helpen’ het gezegde te maken.
Ook zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen kunnen een hulpwerkwoord zijn.
In zinnen met meer dan één werkwoord staat het zelfstandig werkwoord of het koppelwerkwoord meestal ergens achter in de zin:
Slide 19 - Tekstslide
Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Je zou (hww) me best even kunnen (hww) helpen (zww).
Die vlogger leek (hww) zijn populariteit te verliezen (zww).
Ruud is (hww) vroeger een geweldige voetballer geweest(kww).
Slide 20 - Tekstslide
Maak een goede zin volgens het onderstaand bouwplan.
Pers.vnw – hww – lw – znw – vz - pers.vnw – zww.
Slide 21 - Open vraag
apps.noordhoff.nl
Slide 22 - Link
Slide 23 - Tekstslide
Maak een goede zin volgens het onderstaand bouwplan.
Lw – bnw – znw – zww – vz- bez.vnw - znw.
Slide 24 - Open vraag
Gebruik de theorie van blz.216 bij het maken van de opdrachten.
Maken:
Cursus 5 Grammatica woordsoorten
§ 6 blz. 216
opdr. 1+2 mag alleen metpotlood in je werkboek
opdr. 3+4 in je schrift
Slide 25 - Tekstslide
H2E-2022
Slide 26 - Tekstslide
H2F
Slide 27 - Tekstslide
Cursus 5-§ 6 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord