In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
M1W1
2
cellen en weefsels
1
TM module 2
Slide 1 - Tekstslide
2 cellen, weefsels en organen
LEERDOELEN...
Je noemt zes kenmerken van leven
Je beschrijft de algemene bouw en functie van een cel
Je legt het begrip homeostase uit
Je legt uit hoe transport in en uit de cel plaatsvindt
Slide 2 - Tekstslide
2 cellen, weefsels en organen
LEERDOELEN..
Je legt uit waarom cellen delen en hoe de celdeling verloopt
Je legt het verschil uit tussen deling van lichaamscellen en deling van geslachtscellen
Je vertelt hoe X- en Y-chromosomen het geslacht van een baby bepalen
Slide 3 - Tekstslide
kenmerken van het leven zijn...
stofwisseling
groei
prikkelontvangst en verwerking
aanpassing
beweging
voortplanting
1.1
kenmerken van het leven
Slide 4 - Tekstslide
stofwisseling (metabolisme) zijn alle chemische processen
afbraak (levert energie) of opbouw (kost energie)
1.1.1
stofwisseling
Slide 5 - Tekstslide
groei is het uitbreiden van het aantal cellen
voor groei zijn voedingsstoffen en een gunstige omgeving nodig
1.1.2
groei
Slide 6 - Tekstslide
zintuigen ontvangen een prikkel en geven dit door aan het brein
het brein verwerkt en geeft betekenis
het brein laat het lichaam reageren (spieractie)
1.1.3
prikkelontvangst en verwerking
Slide 7 - Tekstslide
aanpassen (adaptatie) is het vermogen te veranderen, omdat de omgeving verandert
1.1.4
aanpassing
Slide 8 - Tekstslide
het vermogen om jezelf te verplaatsen of om je vorm te veranderen
1.1.5
beweging
Slide 9 - Tekstslide
voortplanting (reproductie) is noodzakelijk om de soort in stand te houden
voortplantingscellen (ei- en zaadcel) zorgen hiervoor
1.1.6
voortplanting
Slide 10 - Tekstslide
1.2 cellen
Slide 11 - Tekstslide
elk mens start als bevruchte eicel
door celdeling ontstaan er 200 soorten cellen
elke cel heeft een aantal basisprincipes...
1.2
cellen
Slide 12 - Tekstslide
1 bedekken, 2 verbinden, 3 bewegen of 4 reageren
zo zijn alle lichaamscellen in te delen in: dekcellen, bindcellen, spiercellen of zenuwcellen
1.2.1
taak van een cel
1
2
3
4
Slide 13 - Tekstslide
een menselijke cel bestaat uit een celmembraan, cytoplasma en een celkern
1.2.1
opbouw van de cel
Slide 14 - Tekstslide
het celmembraan vormt de grens van de cel
het is selectief doorlaatbaar (semipermeabel): sommige stoffen mogen erin of uit
membraaneiwitten zorgen hiervoor
1.2.2
opbouw van de cel
Slide 15 - Tekstslide
het celmembraan (8) bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden (4); de kop hiervan is wateraantrekkend (hydrofiel, 7), de staart is waterafstotend (hydrofoob, 6)
het celmembraan gebruikt cholesterol (5) voor de stevigheid ervan
op en in het celmembraan liggen eiwitten die als functie hebben...
de cel zijn identiteit geven (1)
enzym werkend (2)
transport in en uit de cel (3)
1.2.2
opbouw van de cel
Slide 16 - Tekstslide
de cel is gevuld met vocht: het cytoplasma
hierin drijven veel stoffen
hierin liggen 'kleine orgaantjes' (organellen)
een organel helpt de cel zijn taak goed te kunnen doen
1.2.2
opbouw van de cel
Slide 17 - Tekstslide
deze organel zorgt voor de energieaanmaak van de cel
(mitochondrium)
1.2.2
opbouw van de cel
Slide 18 - Tekstslide
deze organel zorgt voor het afbreken en het opruimen van stoffen
(lysosoom)
1.2.2
opbouw van de cel
Slide 19 - Tekstslide
het grootste organel is de celkern
de kern regelt alle activiteiten in de cel
in de kern zit het erfelijk materiaal in de vorm van chromosomen
chromosomen bevatten het script voor alle taken
1.2.2
opbouw van de cel
Slide 20 - Tekstslide
elke lichaamscel heeft 46 chromosomen (23 van elke ouder)
elke chromosoom bestaat uit dna: een lange spiraal van moleculen
de volgorde van deze moleculen bepaalt het kenmerk of de taak
1.2.2
opbouw van de cel
Slide 21 - Tekstslide
dna wordt onderverdeeld in genen: een gen heeft informatie over één kenmerk of taak
de mens heeft ongeveer 20 duizend genen
1.2.2
opbouw van de cel
Slide 22 - Tekstslide
1.3 intracellulaire en extracellulaire vloeistof
Slide 23 - Tekstslide
de mens bestaat voor ongeveer 60% uit water...
het meeste hiervan zit in cellen
1.3 intracellulaire en extracellulaire vloeistof
Slide 24 - Tekstslide
buiten de cel komt het voor...
in bloedplasma
in lymfe
in hersenvocht
in weefselvocht (tussen de cellen)
1.3 intracellulaire en extracellulaire vloeistof
Slide 25 - Tekstslide
het lichaam is gericht op balans: homeostase...
cellen regelen zelf het transport in en uit de cel
1.3 intracellulaire en extracellulaire vloeistof
Slide 26 - Tekstslide
1.4 uitwisseling van stoffen
Slide 27 - Tekstslide
niet alle stoffen kunnen de cel in of uit, dit hangt af van...
de grootte (kleine gaan makkelijker dan grote)
of het energie kost
1.4
uitwisseling van stoffen
Slide 28 - Tekstslide
1 passieve uitwisseling
dit kost de cel geen energie
hier zijn twee voorbeelden van...
1.4
uitwisseling van stoffen
Slide 29 - Tekstslide
1 passieve uitwisseling
1 diffusie
zuurstof en kooldioxide kunnen overal in en uit de cel
gaan van hoge concentratie naar lage concentratie
1.4
uitwisseling van stoffen
Slide 30 - Tekstslide
1 passieve uitwisseling
2 osmose
water wordt verplaatst van lage concentratie naar hoge concentratie
1.4
uitwisseling van stoffen
Slide 31 - Tekstslide
2 actieve uitwisseling
deze uitwisseling kost de cel energie
membraaneiwitten zijn voor dit transport nodig
1.4
uitwisseling van stoffen
Slide 32 - Tekstslide
1.5 deling
Slide 33 - Tekstslide
Cellen moeten delen om te groeien, ontwikkelen of herstellen...
niet alle cellen delen even snel
er zijn twee soorten celdelingen...
1.5
deling
Slide 34 - Tekstslide
bij de normale celdeling (mitose) kopieert een lichaamscel zichzelf in twee nieuwe cellen...
uit één moedercel ontstaan twee dochtercellen
deze cellen zijn genetisch exact hetzelfde
1.5.1
de normale celdeling
Slide 35 - Tekstslide
eerst worden alle 46 chromosomen gekopieerd (en zijn er tijdelijk 92)...
1.5.1
de normale celdeling
Slide 36 - Tekstslide
1 de kernmembraan verdwijnt en de 92 chromosomen groeperen zich rond centrosomen
1.5.1
de normale celdeling
Slide 37 - Tekstslide
2 de 92 chromosomen gaan naar het midden van de cel
1.5.1
de normale celdeling
Slide 38 - Tekstslide
3 gelijke chromosomen (origineel en kopie) worden door trekdraden naar elk een kant getrokken
1.5.1
de normale celdeling
Slide 39 - Tekstslide
4 de cel snoert zichzelf in, de 46 chromosomen vormen een kern
1.5.1
de normale celdeling
Slide 40 - Tekstslide
geslachtscellen delen door meiose
voorlopers van deze cellen hebben 46 chromosomen
bij deling ontstaan uit één voorloper 4 cellen met 23 chromosomen
1.5.2
de reductiedeling
Slide 41 - Tekstslide
22 chromosomen zorgen voor eigenschappen, 1 chromosoom voor het geslacht...
eicellen hebben alleen X
zaadcellen kunnen X of Y hebben
bij een combi wordt XX een meisje en XY een jongen
1.5.2
de reductiedeling
Slide 42 - Tekstslide
na bevruchting telt de nieuwe cel 23+23=46 chromosomen
1.5.2
de reductiedeling
Slide 43 - Tekstslide
het Y chromosoom bevat het SRY-gen
bij activatie (6 weken na bevruchting) zet het ook andere genen aan tot werking
teelballen worden gevormd en aangezet tot het maken van testosteron
het brein krijgt instructies een mannelijke lijn te volgen
ontbreekt het RSY-gen, dan zet bij 8 weken de vrouwelijke lijn in
1.5.2
de reductiedeling
SRY gen
Slide 44 - Tekstslide
de man bepaalt het geslacht van het kind...
eicellen hebben genetisch alleen het X-chromosoom (voor meisje)
zaadcellen hebben zowel het X- als Y-chromosoom
Slide 45 - Tekstslide
welke stof verplaatst zich door osmose?
A
zuurstof
B
kooldioxide
C
glucose
D
water
Slide 46 - Quizvraag
wat is homeostase?
A
het lichaam wil alles gelijk houden
B
dat is een celdeling
C
hormonen die zorgen voor groei
D
dat is een membraaneiwit
Slide 47 - Quizvraag
wat gebeurt er als eerste bij een aanstaande celdeling?
A
dna wordt gekopieerd
B
dna wordt gesplitst
C
dna wordt samengevoegd
D
dna wordt uit elkaar getrokken
Slide 48 - Quizvraag
welke vorm van transport zie je hier?
A
osmose
B
diffusie
C
actief transport
D
passief transport
Slide 49 - Quizvraag
hoeveel chromosomen heeft een eicel?
A
1
B
2
C
23
D
46
Slide 50 - Quizvraag
deze dekcel heeft zich net gedeeld, hoeveel chromosomen heeft deze cel?
A
0
B
2
C
23
D
46
Slide 51 - Quizvraag
deze rode bloedcel heeft zich net gedeeld, hoeveel chromosomen heeft deze cel?