§5.3 Ministers en hun budgetten

Ministers en hun budgetten
§5.3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ministers en hun budgetten
§5.3

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Introductie, spullen check, absenten (5 min)
Uitleg, oefenen, bespreken §5.3 (20 min)
Uitleg, oefenen, bespreken §5.4 (20 min)
Uitleg, oefenen, bespreken §5.4 (20 min)
Afsluiting (5 min)


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Overheidsuitgaven
12 ministeries hebben ieder hun eigen uitgaven:
Onderwijs, cultuur en wetenschap
Defensie
Justitie

Gemeentes
Subsidies + Heffingen om gedrag tegen te gaan of juist te bevorderen

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 
Maak opdracht 1, 3 en 5   vanaf  blz.16
Overleggen en vragen stellen is toegestaan
Tijd: 10 minuten
Klaar: Begin alvast met het huiswerk 6, 11 en 12
Resultaat: Antwoorden komen op het bord 

timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Begrotingstekort
Begrotingstekort = Uitgaven van het Rijk zijn groter dan inkomsten

De overheid moet dan geld bij lenen => de staatschuld wordt groter

Met Europa is afgesproken dat...
  • Het begrotingstekort mag niet groter zijn dan 3% van de nationale productie (BBP)
  • De staatsschuld mag niet groter zijn dan 60% van de nationale productie (BBP)

De Nationale productie = alle diensten en producten die worden gemaakt bij elkaar opgeteld




Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
Het begrotingstekort mag niet groter zijn dan 3% van de nationale productie (BBP)

Het begrotingstekort in 2021 is €62,4 mrd
Het BBP is in 2021 €824 mrd

Bereken het begrotingstekort in procenten van het BBP.
 



824
1
62,4
%
100

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld
Het begrotingstekort mag niet groter zijn dan 3% van de nationale productie (BBP)

Het begrotingstekort in 2021 is €62,4 mrd
Het BBP is in 2021 €824 mrd

Bereken het begrotingstekort in procenten van het BBP.
 1) 100 : 824 = 0,1213...
2) 0,1213... x 62,4 = 7,57

Het begrotingstekort = 7,57% van het BBP



824
1
62,4
%
100
0,1213
7,57

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
De staatsschuld mag niet groter zijn dan 60% van de nationale productie (BBP)

De staatsschuld bedroeg in 2021 374 mrd
Het BBP is in 2021 €824 mrd

Is de hoogte van de staatschuld toegestaan volgens de regels van de EU? Leg je antwoord uit met een berekening.

824
1
374
%
100

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
De staatsschuld mag niet groter zijn dan 60% van de nationale productie (BBP)

De staatsschuld bedroeg in 2021 374 mrd
Het BBP is in 2021 €824 mrd

Is de hoogte van de staatschuld toegestaan volgens de regels van de EU? Leg je antwoord uit met een berekening.
1) 100 : 824 = 0,1213....
2) 0,1213 x 374 = 45,39

Antwoord = ja de staatsschuld is minder dan 60% van het BBP
824
1
374
%
100
0,1213
45,39

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 
Maak opdracht 7, 8 en 10      vanaf    blz. 18
Overleggen en vragen stellen is toegestaan
Tijd: 12 minuten
Klaar: Begin met je huiswerk 6, 11 en 12
Resultaat: klassikaal bespreken 

timer
12:00

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

De wandelende koning

Slide 17 - Tekstslide

Sociale zekerheid
§5.4

Slide 18 - Tekstslide

Sociale zekerheid
Sociale zekerheid = als je niet kunt werken door welke oorzaak dan ook heb je in Nederland meestal recht op een inkomen.

Dit is in verschillende wetten vastgelegd (opgeschreven)



Sociale zekerheid = Sociale verzekeringen (premies) + Sociale voorzieningen (belastinggeld)



Slide 19 - Tekstslide

Voorbeelden
Zorgverzekeringswet: 
Iedereen moet zich verplicht verzekeren tegen ziektekosten. Als je weinig verdient krijg je zorgtoeslag van de overheid.

Wet uitbetaling loon bij ziekte (Wulbz):
De werkgever moet loon doorbetalen als de werknemer ziek is. De werknemer moet meewerken aan beter worden.

Slide 20 - Tekstslide

Volksverzekeringen
Volksverzekeringen = sociale verzekeringen die voor iedereen gelden (Volk)

Voorbeelden:
  • Als je 67 jaar oud wordt krijg je een AOW uitkering (Algemene Ouderdomswet)
  • Als jouw partner overlijdt krijg je een Anw uitkering (Algemene nabestaandenwet)
  • Als je in een verzorgingstehuis komt krijg je een Wlz uitkering (Wet langdurige zorg)



Sociale zekerheid = Sociale verzekeringen (premies) + Sociale voorzieningen (belastinggeld)

Slide 21 - Tekstslide

Werknemersverzekeringen
Werknemersverzekeringen = Sociale verzekeringen die alleen voor werknemers gelden

Voorbeelden:
Als je tijdelijk geen werk hebt, kun je in aanmerking komen voor een WW uitkering (Wet werkloosheid)
Als je niet meer kunt werken krijg je een WIA uitkering (Wet Inkomen en arbeid naar vermogen)



Sociale zekerheid = Sociale verzekeringen (premies) + Sociale voorzieningen (belastinggeld)

Slide 22 - Tekstslide

Bijstand
Als je nergens recht op hebt en geen werk kunt vinden heb je recht op een bijstandsuitkering

Dit wordt geregeld in de Participatiewet.

Sociale zekerheid = Sociale verzekeringen (premies) + Sociale voorzieningen (belastinggeld)

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 
Maak opdracht  1, 4 en 5    blz. 20
Overleggen en vragen stellen is toegestaan
Tijd: 10 minuten
Klaar: Begin met je huiswerk 6, 11 en 12
Resultaat: klassikaal bespreken 

timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide