Er zijn twee manieren om een zin te ontleden.
Ten tweede de redekundige manier, waarbij je zinsdelen benoemt.
Deze ken je ongetwijfeld ook: het onderwerp, de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde (en het lijdend voorwerp, de bijwoordelijke bepaling, het meewerkend voorwerp, enz.).
→ Hiervoor moet je die zinsdelen weten te vinden. Een onderwerp kan namelijk uit meer dan één woord bestaan! En een werkwoordelijk gezegde ook!
En wat is het hele werkwoord van de persoonsvorm?
Afblazen - ik blaas het feestje af. ► wat valt je op?