H4 Betrouwbaarheidsintervallen

Havo 4 H6
normaal waarschijnlijkheidspapier en betrouwbaarheidsintervallen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Havo 4 H6
normaal waarschijnlijkheidspapier en betrouwbaarheidsintervallen

Slide 1 - Tekstslide

Normaalwaarschijnlijkheidspapier
Schaalverdeling aangepast zodat de cumulatieve frequentiepolygoon een rechte lijn is bij een normaalverdeling.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Nu maken opgave  24 t/m 26
werkbladen vindt je op magister als bijlage bij het huiswerk van vandaag
Je kan natuurlijk de opdracht ook op de computer maken zoals in het filmpje!

Slide 4 - Tekstslide

Laat hier opgave 26 zien

Slide 5 - Open vraag

weet je nog...

Slide 6 - Tekstslide

na deze les kan je...
... standaarddeviatie berekenen bij een steekproefverdeling
... berekeningen maken met steekproefverdelingen met behulp van de vuistregels van de standaardverdeling
... rekenen met het 95% betrouwbaarheidsinterval
... steekproefomvang uitrekenen als     en     gegeven zijn   

μ
σ

Slide 7 - Tekstslide

Hoe werkt een steekproef
Bij een representatieve steekproef is de 
populatieproportie ongeveer gelijk aan de steekproefproportie

pp
Als van 1415 leerlingen op school 380 een bijbaan hebben, moeten in een steekproef met 65 leerlingen ongeveer 17 leerlingen een bijbaan hebben. 
38014153,7    17653,8

Slide 8 - Tekstslide

Bij een normale verdeling:
μ=p
Gemiddelde:
Steekproefomvang:
n
Standaarddeviatie:
σ=np(1p)

Slide 9 - Tekstslide

voorbeeld:
In een achtbaan passen in het treintje 41 personen. 18% van die personen is boven de 60
Van 200 ritten wordt dit bijgehouden 

200 steekproeven met n=41 en p=0,18
wat is de standaarddeviatie?


Slide 10 - Tekstslide

voorbeeld:
200 steekproeven met n=41 en p=0,18
wat is de standaarddeviatie?


p=p=0,18 
σ=np(p1)=410,180,82=0,060

Slide 11 - Tekstslide

voorbeeld:
200 steekproeven met n=41 en p=0,18

Hoeveel procent van de steekproeven heeft 
een p die ligt tussen 0,06 en 0,30?


σ=0,060

Slide 12 - Tekstslide

voorbeeld:
200 steekproeven met n=41 en p=0,18
Hoeveel procent van de steekproeven heeft 
een p die ligt tussen 0,06 en 0,30?


σ=0,060
μ=p=0,18
μ2σ=0,180,12=0,06
μ+2σ=0,18+0,12=0,30
Dus: volgens de vuistregels van de normale verdeling heeft 95% van de steekproeven een p tussen 0,06 en 0,30 

Slide 13 - Tekstslide

95 % betrouwbaarheidsinterval
Als je een steekproef neemt, kan je de    en de    berekenen. 

μ
σ
Dan kan je ook berekenen welke getallen tussen 
               en               liggen. Dat zijn 95% van de getallen. 

Dan heb kan je het 95% betrouwbaarheidsinterval. 
De lengte van het 95% betrouwbaarheidsinterval is 4

μ2σ
μ+2σ
σ

Slide 14 - Tekstslide

voorbeeld
Van een steekproef is 
    =0,63 en    = 0,013  bereken het 95% betrouwbaarheidsinterval 

μ
σ
Dan is: 
                          
  
Dus het 95% betrouwbaarheidsinterval is [0,604;0,656] 
μ2σ=0,6320,013=0,604
μ+2σ=0,63+20,013=0,656

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

nu aan de slag met opgave 28 -30
20 min de tijd.
opgave 30 d inleveren en eigen tekst!
Geen kopie van het uitwerkingenboek

Slide 17 - Tekstslide

opgave 30 d

Slide 18 - Open vraag

n uitrekenen als je    en     weet 
Stel                     en
p=0,60
σ=0,02
μ
σ
σ=np(p1)
Dit kan je ook met de GR uitrekenen, schrijf dan op wat je invoer is en welke bewerkingen je doet.

Slide 19 - Tekstslide

n uitrekenen als je    en     weet 
Stel                     en
p=0,60
σ=0,02
μ
σ
σ=np(p1)
0,02=n0,60,4=n0,24
dan geldt:
Dit kan je ook met de GR uitrekenen, schrijf dan op wat je invoer is en welke bewerkingen je doet.

Slide 20 - Tekstslide

n uitrekenen als je    en     weet 
Stel                     en
p=0,60
σ=0,02
μ
σ
σ=np(p1)
0,02=n0,60,4=n0,24
dan geldt:
0,022=n0,24
0,0004=n0,24
Dit kan je ook met de GR uitrekenen, schrijf dan op wat je invoer is en welke bewerkingen je doet.

Slide 21 - Tekstslide

n uitrekenen als je    en     weet 
Stel                     en
p=0,60
σ=0,02
μ
σ
σ=np(p1)
0,02=n0,60,4=n0,24
dan geldt:
0,022=n0,24
n=0,00040,24=600
0,0004=n0,24
Dus de steekproefomvang n is 600
Dit kan je ook met de GR uitrekenen, schrijf dan op wat je invoer is en welke bewerkingen je doet.

Slide 22 - Tekstslide

wat heb je vandaag geleerd?

Slide 23 - Open vraag