9/5 Herhaling presenteren 1hv

Herhaling presenteren
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling presenteren

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Korte activiteit
  • Korte instructie
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zit je er vandaag bij?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Welk cijfer geef je jouw vakantie?
010

Slide 4 - Poll

Spelen met woorden: jouw vakantie in een liedje
Geef iedereen de kans om zelf na te denken en roep niets door de klas
  • Schrijf de titel van het liedje op dat bij jouw vakantie past. 
  • Leg uit waarom dat liedje bij jouw vakantie past (argument) 
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 5 - Tekstslide

Titel liedje en uitleg

Slide 6 - Open vraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je weer hoe je een goede presentatie opbouwt en uitvoert 
  • heb je een (deel van) diapresentatie gemaakt

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn steekwoorden
A
Woorden die je vaak gebruikt, zoals 'ja, nee en oke'
B
Woorden waarmee je belangrijke informatie kunt onthouden

Slide 8 - Quizvraag

Wie of wat is belangrijker?
A
De spreker is belangrijke dan de dia's.
B
De dia's zijn belangrijker dan de dia's.
C
Spreker en dia's zijn allebei even belangrijk.
D
Spreker en dia's zijn allebei even onbelangrijk.

Slide 9 - Quizvraag

In hoeveel deelonderwerpen moet je het onderwerp verdelen
A
In drie deelonderwerpen.
B
In minimaal 3 en maximaal 6 deelonderwerpen.
C
In zes deelonderwerpen.
D
Je mag zelf bepalen hoeveel deelonderwerpen.

Slide 10 - Quizvraag

Welke informatie hoort in de eerste dia?
A
deelonderwerpen
B
inhoud
C
titel en naam
D
samenvatting

Slide 11 - Quizvraag

Welke informatie hoort in de tweede dia?
A
deelonderwerpen
B
inhoud
C
titel en naam
D
samenvatting

Slide 12 - Quizvraag

Wat komt in de laatste dia?
A
samenvatting
B
einde
C
vervolg
D
vragen stellen

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel 'dots' mag je maximaal per dia hebben?
A
3
B
4
C
5
D
zoveel als je nodig hebt

Slide 14 - Quizvraag

Wat is belangrijk bij een diapresentatie?
A
maak de dia's niet te druk
B
gebruik een leesbaar lettertype
C
gebruik afbeeldingen
D
houd tekst en afbeeldingen gescheiden

Slide 15 - Quizvraag

Herhaling

Slide 16 - Tekstslide

Diapresentatie
Als je een onderwerp aantrekkelijk en overzichtelijk wilt presenteren, kun je een diapresentatie maken, bijvoorbeeld met PowerPoint of met Google Presentatie
  • Tijdens je verhaal laat je dia’s zien. 
  • De belangrijkste punten in steekwoorden of in korte vragen.
  • De diapresentatie ondersteunt je verhaal. 
  • Jij bent als spreker belangrijker dan de dia’s.

Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan maken diapresentatie
  1. Verdeel je onderwerp in deelonderwerpen (minimaal drie, maximaal zes) en noteer die in steekwoorden. Zie ook de paragraaf Spreken en gesprekken van dit hoofdstuk.
  2. Schrijf op de eerste dia de titel en je naam.
  3. Zet op dia 2 de deelonderwerpen onder elkaar, zodat er een overzicht ontstaat.
  4. Ontwerp dan voor elk deelonderwerp een aparte dia.
  5. Schrijf als laatste de einddia met een slot en de zin ‘Zijn er vragen?’
  6. Print de dia’s en gebruik de print tijdens je presentatie als geheugensteuntje.

Slide 18 - Tekstslide

Stappenplan dia maken
  • Schrijf in steekwoorden of gebruik korte vragen.
  • Gebruik een goed leesbaar lettertype.
  • Maak de dia niet te vol en niet te druk (niet meer dan vijf dots).
  • Gebruik afbeeldingen.
  • Houd tekst en afbeelding gescheiden.

Slide 19 - Tekstslide

Presentatie beoordelen

Bij sommige sprekers gaat het 
luisteren bijna vanzelf. Dat komt 
doordat een goede spreker zijn 
luisteraars op allerlei manieren helpt.

Slide 20 - Tekstslide

Een goede spreker:
  • zegt in het begin wat het onderwerp is en hoe de presentatie is opgebouwd: Mijn moeder komt oorspronkelijk uit Ierland, waar ze elk jaar op 17 maart Saint Patrick’s Day vieren. Ik wil jullie graag iets vertellen over dit feest. Ik begin met het ontstaan van het feest. Vervolgens vertel ik hoe het feest tegenwoordig gevierd wordt en welke symbolen er bij het feest horen. Tot slot ga ik het nog hebben over andere plaatsen in de wereld waar het feest gevierd wordt.

Slide 21 - Tekstslide

Een goede spreker:
  • geeft duidelijk aan wanneer hij overgaat op een ander deel van zijn presentatie: Saint Patrick’s Day is dus een typisch Iers volksfeest. Maar ook op veel andere plaatsen in de wereld wordt Saint Patrick herdacht. In Amerika bijvoorbeeld …

Slide 22 - Tekstslide

Een goede spreker:
  • gebruikt woorden die de luisteraars begrijpen
  • spreekt rustig, duidelijk en niet steeds op één toon
  • staat rechtop en kijkt het publiek voortdurend aan
  • maakt zo nu en dan een grapje

Slide 23 - Tekstslide

Presenteren

Slide 24 - Tekstslide

Presenteren: de fasen
Bij een presentatie vertel je iets aan een publiek. Je presenteert bijvoorbeeld een werkstuk, geeft een demonstratie of prijst een product aan.

  1. In de inleiding van een presentatie vertel je waarover je verhaal gaat en noem je kort de deelonderwerpen. 
  2. In het middenstuk geef je per deelonderwerp alle informatie die je kwijt wilt. 
  3. In het slot rond je duidelijk af, zodat de luisteraars weten dat je presentatie afgelopen is. 
  4. Je eindigt met een leuke slotzin en je vraagt daarna of je publiek vragen heeft.

Slide 25 - Tekstslide

Presenteren: stappenplan voorbereiden
  1. Kies een onderwerp dat je leuk vindt of waarvan je veel weet.
  2. Maak een woordveld: noteer je onderwerp en schrijf eromheen allerlei woorden die met dat onderwerp te maken hebben. Kies minimaal drie punten waarover je meer wilt vertellen: dit zijn je deelonderwerpen.
  3. Bepaal per deelonderwerp wat je wilt vertellen en zoek zo nodig extra informatie. Zet de deelonderwerpen in steekwoorden op een spiekbriefje.Gebruik eventueel per deelonderwerp een klein kaartje.
  4. Bedenk hoe je je presentatie wilt beginnen en afsluiten. Denk na over een leuke introductie en een goede slotzin. Je kunt natuurlijk ook een diapresentatie maken (zie de paragraaf Schrijven van dit hoofdstuk).
  5. Oefen je presentatie hardop.

Slide 26 - Tekstslide

Presenteren: de uitvoering
  • Spreek rustig en duidelijk, maar niet saai.
  • Kijk de klas rond; richt je blik niet op één persoon.
  • Sta rechtop; stop je handen niet in je zakken.
  • Lees je presentatie niet voor; gebruik het spiekbriefje als geheugensteuntje.
  • Maak je presentatie interessanter voor je publiek door dingen te laten zien.
  • Vraag aan het eind of je publiek vragen heeft en zo ja, beantwoord ze dan.

Slide 27 - Tekstslide

Enthousiast spreken
Als je iets wilt verkopen of je wilt dat anderen meedoen aan iets wat je organiseert, dan moet je enthousiast spreken. 
Het doel is immers om iemand over te halen om iets van je te kopen of mee te doen met de actie.

Slide 28 - Tekstslide

Zo spreek je enthousiast 
• Straal uit dat je het product of de actie zelf echt fantastisch vindt; dan kom je overtuigend over.
• Spreek verstaanbaar en op een opgewekte toon.
• Kijk je publiek aan en glimlach veel.
• Gebruik wervende bijvoeglijke naamwoorden als geweldig, fantastisch, ongelofelijk, super.
• Gebruik een slogan (een slagzin) die past bij het product of de actie.

Slide 29 - Tekstslide

Iemand overhalen
• Bedenk vooraf argumenten waarom mensen juist dit product moeten kopen of lid moeten worden van deze vereniging: wat zijn de unieke eigenschappen van het product waarover je praat, waarom is deze sportclub zo leuk?
• Trek de aandacht van je luisteraars met woorden als Nergens goedkoper, Spaar ze allemaal, Drie halen, twee betalen, Doneer nu, zodat … of Doe ook mee!
• Laat het product zien.

Slide 30 - Tekstslide

Beoordeling
Inhoud
- Algemene informatie en omvang 0 – 1 – 2 - 3
- Beknopte uitleg verhaal, passend fragment voorgelezen 0 – 1 – 2 - 3
Boekopdracht
- Boekopdracht voldoet aan gestelde eisen 0 – 2 – 4 - 6
- Koppeling verhaallijn/hoofdpersonage(s) 0 – 2 – 4 - 6
- verzorging boekopdracht 0 – 2 – 4 - 6

Slide 31 - Tekstslide

Beoordeling
Diapresentatie 
- Startdia, inhoud, deelonderwerpen, vragen, slot, spelling,
niet meer dan vijf ‘dots’ per dia 0 – 1 – 2 - 3
- Alleen steekwoorden, passende afbeeldingen op elke dia 0 – 1 – 2 - 3
Spreekvaardigheid
- Kijkt publiek aan, non-verbale communicatie, houding 0 – 1 – 2 - 3
- Spreekt verstaanbaar, duidelijk en enthousiast 0 – 1 – 2 - 3
Aantrekkelijkheid/originaliteit
- Verrast publiek (bijv.: originaliteit diapresentatie/uitsmijter) 0 - 2

Slide 32 - Tekstslide

Werk voor deze les: werken aan de opdracht
o Presenteer jouw boek en jouw boekopdracht: je gaat een een korte presentatie met een Google Presentatie van vijf minuten voorbereiden en presenteren.
o Maak de presentatie zo aantrekkelijk mogelijk en volgens de punten die je in de lessen geleerd hebt (zie LessonUp).
o Vertel uit je hoofd, duidelijk en enthousiast (zonder spiekbriefje).
o Verras je publiek met je originaliteit en een pakkende uitsmijter!

Wat moet er in jouw presentatie zitten?
• Algemene informatie: titel boek, naam schrijver, jaar van uitgave en uitgeverij
• Korte uitleg waar het verhaal over gaat (zo kort mogelijk, alleen hoofdlijnen!)
• Minstens drie dingen die jouw boek zo bijzonder maken + uitleg/voorbeelden
• Een stukje voorlezen (een kort spannend of grappig fragment).
• Welke boekopdracht jij gekozen hebt en waarom je die gekozen hebt.
• Presentatie van jouw boekopdracht en je legt uit waarom de opdracht bij het verhaal of de hoofdpersonage(s) past.

JE WERKT ALLEEN EN IN STILTE!
timer
20:00

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je weer hoe je een goede presentatie opbouwt en uitvoert 
  • heb je een (deel van) diapresentatie gemaakt

Slide 34 - Tekstslide

IK weet weer hoe ik een goede presentatie opbouw en uitvoer

😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 36 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 37 - Open vraag