Argumenteren - les 7 argumentatieschema's

Argumenteren
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • H2 Argumenteren - terugblik uitleg argumentatiestructuur
  • H2 Argumenteren - argumentatieschema's

Slide 2 - Tekstslide

Argumenteren
Nieuw Nederlands - Hoofdstuk 2

Slide 3 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan enkelvoudig, nevenschikkende en onderschikkende argumentatiestructuren onderscheiden.
  • Ik kan argumenatieschema's herkennen en benoemen.

Slide 4 - Tekstslide

Argumentatiestructuren

Slide 5 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 6 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
DE DOCENT MOET NIET TE LANG AAN HET WOORD BLIJVEN

DE UITLEG MOET KORT EN BONDIG ZIJN

IK KAN ME SLECHTS VIER MINUTEN CONCENTREREN

Slide 7 - Tekstslide

nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. 

Bij onafhankelijke argumenten zijn de argumenten los van elkaar te gebruiken; ze hebben elkaar niet nodig. Tussen de twee blokjes naast elkaar past het woord EN.

Slide 8 - Tekstslide

nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 9 - Tekstslide

 nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie
Bij nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie kan het ene argument niet zonder het andere argument: ze zijn van elkaar afhankelijk, vormen een combinatie.

Slide 10 - Tekstslide

 nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie

IK GA NIET STUDEREN IN LEIDEN

MIJN BROER WOONT DAAR                   IK WIL NIET IN DEZELFDE                                                                      STAD STUDEREN ALS MIJN BROER

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Par. 3 Argumentatieschema's

Slide 13 - Tekstslide

Argumentatieschema
Het geheel van argumenten en standpunt wordt een redenering of argumentatie genoemd. 

Het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we een argumentatieschema.


Slide 14 - Tekstslide

Argumentatieschema
Het geheel van argumenten en standpunt wordt een redenering of argumentatie genoemd. 

Het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we een argumentatieschema.


Slide 15 - Tekstslide

Argumentatie kan gebaseerd zijn op:
• oorzaak en gevolg;
• kenmerk of eigenschap;
• voor- en nadelen;
• voorbeelden;
• vergelijking;
• autoriteit.

Slide 16 - Tekstslide

oorzaak gevolg
Een feit of een gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of andere gebeurtenis.

Je kunt beter op maximale ondersteuning starten (oorzaak en stp), want dan ben je eerder op (kruis-) snelheid (gevolg en arg.) en daardoor (dus) is je stabiliteit beter (gevolg van gevolg en arg.). 

Slide 17 - Tekstslide

kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook. Deze gedachte wordt meestal niet expliciet vermeld.

Dictatoriale leiders zijn het niet gewend om kritisch bejegend te worden (argument). Geen wonder dat Kim Jung-un veel moeite heeft met kritiek die hij vanuit het buitenland krijgt (standpunt).

Slide 18 - Tekstslide

voor- en nadelen
Bij dit type argumentatie wordt een afweging gemaakt: de voordelen worden vergeleken met de nadelen en op basis van de uitkomst wordt er een oordeel uitgesproken.

Alleen voordelen:  argumentatie op basis van voordelen
Alleen nadelen:      argumentatie op basis van nadelen


Slide 19 - Tekstslide

voor- en nadelen
Als iemand een tussenjaar neemt, is hij misschien wel meer gemotiveerd voor zijn vervolgstudie. Ook is een jaartje uitrusten natuurlijk niet zo gek (voordelen: argumenten vóór). Daar staat tegenover dat zo iemand wel helemaal uit zijn studieritme raakt en daar misschien ook nooit meer echt goed in raakt, met alle gevolgen van dien (nadelen: argumenten tegen). Een tussenjaar nemen is niet altijd verstandig (standpunt).

Slide 20 - Tekstslide

vergelijking
Er wordt een vergelijking wordt gemaakt tussen twee gevallen en er een overeenkomst wordt geconstateerd: omdat het in het ene geval zo is, zal het bij het andere ook wel zo zijn.

Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs de zo gewenste loonsverhoging niet zullen krijgen (standpunt); de docenten in het voortgezet onderwijs kregen laatst immers ook niet meer salaris (argument).

Slide 21 - Tekstslide

voorbeelden
Een standpunt kan ondersteund worden door voorbeelden. Die voorbeelden zijn dan de argumenten.

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega’s (standpunt)Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij ’s middags wel in de sportschool was en met het bedrijfsuitje ging hij ook al niet mee (argumenten).

Slide 22 - Tekstslide

autoriteit
Wanneer een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of een gezaghebbende bron, bijvoorbeeld een wetenschappelijk onderzoek, heet dat argumentatie op basis van autoriteit.

Het is de hoogste tijd dat de lonen van alle Nederlanders omhooggaan (standpunt). De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst in een interview ook gezegd (argument).

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen
Lees de zinnen.
Benoem standpunt en argument.
Geef aan van welk argumentatieschema sprake is.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 1
In je werkboek maken (blz 71).
Over 10 minuten kijken we de opdracht samen na.
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Doelen
  • Ik kan enkelvoudig, nevenschikkende en onderschikkende argumentatiestructuren onderscheiden.
  • Ik kan argumenatieschema's herkennen en benoemen.

Slide 27 - Tekstslide