donderdag 21-3 C en D

donderdag 21-3 C en D
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

donderdag 21-3 C en D

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


Pak je leesboek en ga lezen.
Leg je computer op tafel, je hoeft nog niet in te loggen. 

Slide 3 - Tekstslide

Programma 
-Lezen (15  minuten)

-herhaling zinsdelen

-Kahoot!
-Oefentoets.

-Voorlezen.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
-15 minuten gelezen. 1C

-Ik kan de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp vinden. 

-Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd vervoegen. 

= Ik heb mij goed voorbereid op mijn proefwerk. 


 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

wilt


wegen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

vindt

Slide 10 - Tekstslide

STAM = ik - vorm
Ik werk
Ik kook
Ik loop
Ik rijd
----------------------------------
Werk jij?
Kook jij? 
 Verroer je niet!
 Blijf er toch ook met je vingers van af!

Hele werkwoord = wij - vorm
Wij werken
Wij kopen 
Wij lopen
Wij rijden
----------------------------------
 Jij werkt. Werkt hij? 
 Jij kookt. Kookt hij? 
hij, zij, u, het, je = Stam + t

 

Slide 11 - Tekstslide

Spiekbriefje geven!!!!

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Programma 
-Lezen (15  minuten)


-Herhaling zinsdelen


-Voorlezen.

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoel
-15 minuten gelezen. 1C

-Ik kan de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp vinden. 

-Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd vervoegen. 

= Ik heb mij goed voorbereid op mijn proefwerk. 


 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerken persoonsvorm
1. Er zit ALTIJD een ..... in de zin.
2. De pv is .....
3. Je kan de zinsdelen vinden door het zinsdeel voor de  .......... te zetten. 

4. De persoonsvorm verandert als de ......
5. De persoonsvorm verandert als het ......
Het onderwerp verandert dan ook.

6. De persoonsvorm kan een hulpwerkwoord zijn of een ........ 

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken persoonsvorm
1. Er zit ALTIJD een pv in een zin. 
2. De pv is een werkwoord!
3. Je kan de zinsdelen vinden door het zinsdeel voor de pv te zetten. 

4. De persoonsvorm verandert als de tijd verandert. (tijdproef)
5. De persoonsvorm verandert als het aantal verandert. (aantalproef)
Het onderwerp verandert dan ook.

6. De persoonsvorm kan een hulpwerkwoord zijn of een zelfstandig werkwoord







Hij werkt bij de Dekamarkt. (tt)
Hij werkte vroeger bij de Dekamarkt. (vt)
Hij werkt bij de Dekamarkt. (ev)
Zij werken bij de Dekamarkt. (mv)


Hij heeft bij de Dekamarkt gewerkt. 
Hij werkt bij de Dekamarkt.

Slide 20 - Tekstslide

Redekundig ontleden
Bij redekundig ontleden geven we de zinsdelen een naam.

Wat is het belangrijkste zinsdeel? 

Slide 21 - Tekstslide

Persoonsvorm

Slide 22 - Tekstslide

Onderwerp

Slide 23 - Tekstslide

Onderwerp (staat naast de pv) 
-In een zin lees je wat er met het onderwerp (een mens, dier, of ding) aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet. 
Bijvoorbeeld: De man fietst. Het kind huilt. De hond blaft. Het huis staat in brand. 

-De persoonsvorm en het onderwerp veranderen allebei als het aantal verandert. 

Bijvoorbeeld:   
De man fietst. De mannen fietsen.
Het kind huilt. De kinderen huilen. 
De hond blaft. De honden blaffen. 
Het huis staat in brand. De huizen staan in brand. 



Slide 24 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Werkwoorden zijn Doe-woorden. Iedere zin heeft een werkwoord. Alle werkwoorden die we in een zin tegenkomen horen bij het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoord zegt iets over wat het onderwerp doet of overkomt. 

Ik loop naar de deur.
De schilder schildert een schilderij. 
Ik heb het schilderij geschilderd. 
De voetballer scoorde een doelpunt. 
Ik ben naar de deur gelopen. 







 

Slide 25 - Tekstslide