C7-§3Leenwoorden-havo2



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Ca. vijftien minuten stil lezen
Huiswerk bespreken

Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! Jas over de stoel, IPad in de tas
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Ca. vijftien minuten stil lezen
Huiswerk bespreken

Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! Jas over de stoel, IPad in de tas

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden. Je hebt ze op allerlei gebieden, zoals sport (goal), eten (café), kleding (burka), uiterlijk (schmink), verkeer (airbag) en computers (printen).
De meeste woorden die we overnemen uit andere talen, worden in de loop van de tijd aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.

Slide 3 - Tekstslide

Zo spel je Engelse leenwoorden
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: eyecatcher, multiplechoicevraag.
Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: back-up, stand-by.
Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je de delen los: compact disc, first lady.

Slide 4 - Tekstslide

Zo spel je Franse leenwoorden
Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens: compote, hotel, ragout.
De accenten op de e blijven behouden als dat nodig is om de uitspraak aan te geven:
Soms schrijf je een accent aigu, zoals bij paté.
Soms schrijf je een accent grave, zoals bij crème.
Soms schrijf je accent circonflexe, zoals bij crêpe.
Gebruik voor de spelling van leenwoorden zo nodig een Nederlands woordenboek.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 7 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

§7 Persoonsvorm-TT
Maken:
Cursus 7
§ 3 blz. 252 t/m 253

Opdracht 1 in je schrift

Opdracht 2+3 met potlood in je flexboek
opdr. 4 t/m 7 in je schrift



Slide 11 - Tekstslide

C7-§3Leenwoorden-havo2

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide