Een samengestelde zin van twee hoofdzinnen noemen we
nevenschikking.
Tussen de twee hoofdzinnen in een nevenschikking staat een voegwoord: maar, want, en, of, dus.
Haal je het voegwoord weg, dan houd je twee correcte zinnen over.
Ik fiets graag (maar) mijn vriend gaat altijd met de auto.
Zin 1: Ik fiets graag.
Zin 2: Mijn vriend gaat altijd met de auto.