2h 2 maart

Nederlands 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Proefwerk
1. Formuleren De Brug: blz. 250 – 253
2. Grammatica De Brug zinsdelen blz. 242 – 245 + Grammatica         H2 + H3 (zinsdelen benoemen: pv/ow/wg/ng/lv/mv/bwb) +             soorten werkwoorden (kww, zww, hww)
3. Samengestelde zinnen + voegwoorden (Grammatica H5)

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
  • Korte herhaling enkelvoudige en samengestelde zin
  • Hoofd- en bijzinnen 
  • Onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Enkelvoudige zin

  • één persoonsvorm
  • één onderwerp
  • persoonsvorm staat op de eerste op tweede plaats

Samengestelde zin

  • meerdere persoonsvormen
  • meerdere onderwerpen
  • persoonsvorm kan op verschillende plekken in de zin staan

Slide 4 - Tekstslide

---- 148

Slide 5 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Samengestelde zinnen kunnen uit hoofd- en bijzinnen bestaan. 
De plaats van de persoonsvorm en het soort voegwoord laat zien om wat voor soort zin het gaat.

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdzinnen
  • In een hoofdzin staat de persoonsvorm altijd op de eerste of tweede plaats in de zin.
  • Samengestelde zinnen met alleen hoofdzinnen zijn met elkaar verbonden door nevenschikkende voegwoorden.

Klaas kan vanmiddag niet komen, want hij moet op zijn zusje passen.

Slide 7 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden kunnen alleen twee hoofdzinnen met elkaar verbinden.

Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden:
dus, en, maar, of, want (leer ze uit je hoofd)

Slide 8 - Tekstslide

Bijzinnen
  • In een bijzin staat de persoonsvorm niet op de eerste op tweede plaats in de zin.
  • Bijzinnen kunnen alleen in de zin staan in combinatie met een hoofdzin.
  • Een bijzin en een hoofdzin zijn met elkaar verbonden door een onderschikkend voegwoord.

Ik vind het erg vervelend dat jij altijd te laat komt.

Slide 9 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
  • Onderschikkende voegwoorden verbinden een hoofdzin en een bijzin met elkaar.
  • Onderschikkende voegwoorden kunnen aan het begin of in het midden van de zin staan.
  • Er zijn verschillende onderschikkende voegwoorden:
als -aangezien - dat - doordat - hoewel - mits - nadat - terwijl - toen - zodat - omdat  enz.

Slide 10 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
Ik vind dat spel niet leuk, omdat ik altijd verlies.

Terwijl zij aan het wachten was, keek zij rond in huis.

Je mag mee, mits jij je huiswerk af hebt.

Als de hond heel nodig moet plassen, gaat hij blaffen.

Slide 11 - Tekstslide

In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 12 - Quizvraag

De boer bewerkt het land, zodat daar weer bloemkool kan groeien
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 13 - Quizvraag

Volgend jaar ga ik kamperen, of ik ga met de caravan weg
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 14 - Quizvraag

Vandaag ga ik niet naar school, want ik voel me niet goed
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 15 - Quizvraag

Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 16 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 4 (blz. 150/151)
Let op: bij opdracht 1 moet je ook aangeven hoe de samengestelde zin is opgebouwd. 

Klaar? Lees in je boek. 
timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

opdracht 1
1. De vader van Rory moedigt haar aan, terwijl ze probeert te scoren.
2. Toen ik mijn iPhone liet vallen, zat er een flinke barst in. 
3. Arthur had niet geleerd voor de toets, dus hij gokte de antwoorden. 
4. Voordat Sam de deur uitging, pakte zij nog snel haar telefoon en zonnebril. 

Slide 18 - Tekstslide

Proefwerk
1. Formuleren De Brug: blz. 250 – 252
2. Grammatica De Brug zinsdelen blz. 242 – 245 + Grammatica         H2 + H3 (zinsdelen benoemen: pv/ow/wg/ng/lv/mv/bwb) +             soorten werkwoorden (kww, zww, hww)
3. Samengestelde zinnen + voegwoorden (Grammatica H5)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Maak een samengestelde zin:
Ik zal de was aan de waslijn hangen. Het is droog.

Slide 27 - Open vraag

Maak een samengestelde zin:
Ik wil graag boerenkool eten. Dat lust mijn broertje niet.

Slide 28 - Open vraag

Jan ziet Elly achter het raam en Wieke ziet Jan op de fiets.

A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 29 - Quizvraag

De tuin is nat, doordat het regent.

A
hoofdzin + hoofzin
B
hoofdzin + bijzin

Slide 30 - Quizvraag

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 31 - Quizvraag

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 32 - Quizvraag