Grammatica en spelling 2mh

Grammatica en spelling 
Klas 2 mh
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica en spelling 
Klas 2 mh

Slide 1 - Tekstslide

1. Grammatica 
- zinsontleding 
- woordsoorten 

Slide 2 - Tekstslide

1.1 zinsontleding 
Het verdelen van zinnen in zinsdelen. Je doet het op de volgende manier:

1. De lerares Nederlands heeft een brief aan haar leerlingen gegeven. 
Pv = 
Wwg = 
O = 
Lv = 
Mwv = 
Bwb = 

Slide 3 - Tekstslide

Maar wat zijn de regels ook al weer? 
Pv = getalsproef of tijdsproef
Wwg = alle ww in de zin 
O = wie/wat + wwg
Lv = wie/wat + wwg + o
Mv = aan wie/wat of voor wie/wat + wwg + o + lv 
Bwb = hoe? Wanneer? Waar? Hoe laat? Waarom? 

Slide 4 - Tekstslide

Dus:
1. De lerares Nederlands heeft vandaag een brief aan haar leerlingen gegeven. 

Pv = heeft
Wwg = heeft gegeven 
O = de lerares Nederlands
Lv = een brief
Mwv = aan haar leerlingen 
Bwb = vandaag

Meer weten? Kijk op blz. 3 in je reader. Hier staat de theorie uitgebreid in beschreven. 

Slide 5 - Tekstslide

Ontleed de zin:
De leerlingen volgen deze week online les.
Pv=
Wwg=
O=
Lv=
Mv=
Bwb=

Slide 6 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin:
De poser met het icoon ‘telefoon uit’, hangt op de gang
A
De poster
B
Telefoon uit
C
De poster met het icoon
D
De poster met het icoon ‘telefoon uit’

Slide 7 - Quizvraag

Maken: 
Zinsontleding. 
Opdracht 1 t/m 20 uit je reader (blz. 12 en 13) 

Slide 8 - Tekstslide

1.2 Woordsoorten 
Blz. 8 in je reader!

- zww - hww - lw - znw - bijv nw - vz -
- pers vnw - bez vnw - vr vnw - aanw vnw 

Slide 9 - Tekstslide

De vriendelijke kerstman is naar Alaska vertrokken met zijn arrenslee. 
De = 
Vriendelijke = 
Kerstman = 
Is = 
Naar = 
Alaska = 
Vertrokken = 
Met = 
Zijn = 
Arrenslee = 

Slide 10 - Tekstslide

De vriendelijke kerstman is naar Alaska vertrokken met zijn arrenslee. 
De = lidwoord
Vriendelijke = bijv nw 
Kerstman = znw
Is = hww
Naar = vz
Alaska = znw 
Vertrokken = zww 
Met = vz
Zijn = bez vnw
Arrenslee = znw 

Slide 11 - Tekstslide

Moeilijk? 

Slide 12 - Tekstslide

Nu zelf: 

Slide 13 - Tekstslide

Hij =
heeft =
die =
jas =
gekocht =

Slide 14 - Open vraag

Maken: 
Woordsoorten: Opdracht 1 t/m 20 (blz. 16 en 17). 

De theorie staat ook in de reader (blz. 8, 9, 10 en 11)

Slide 15 - Tekstslide

2. Spelling
- ww spelling
- spelling 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

2.1 werkwoord spelling (herhaling)
1. Gebruik schema 

2. Voorbeeldzinnen:

- De man (tekenen)..... een huis.
- De man heeft een huis (tekenen) ..... 

3. Werkwoordspelling app (minimaal een onderdeel moet af zijn) 

Slide 18 - Tekstslide

1. De man (tekenen).... een huis.
2. De man heeft een huis (tekenen)....

Slide 19 - Open vraag

2.2 Algemene spelling (herhaling)
1. Alle 8 onderdelen, samen de samenvatting doorlezen die in de studiewijzer staat. 

2. Opdracht: kies 2 onderdelen uit die je lastig vindt. Maak deze lessen in Plot! Je mag er meer maken. 

Slide 20 - Tekstslide

Oefentoets
Je gaat de oefentoets maken. Deze staat in je studiewijzer. Je hebt 30 minuten. Na deze 30 minuten gaan we de antwoorden bespreken. Succes! 

Slide 21 - Tekstslide