Wanneer gebruik je de komma?
1 Tussen twee werkwoorden van verschillende zinnen.
'Als wij daar heen gaan, komen er vast meer mensen.'
2 Tusen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.
HIER WEL: 'Een dag langer weekend is leuk, relaxt, fijn en ontspannen!'
HIER NIET: 'Een bijzonder goede taaltaak heb je gemaakt!'
3 Tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)
'Je kunt kiezen uit Nederlands, Aardrijkskunde, Duits en Engels of
Economie, Verzorging, Biologie en Gym.'