In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
1 Tussen twee werkwoorden van verschillende zinnen.
'Als wij daar heen gaan, komen er vast meer mensen.'
2 Tusen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.
HIER WEL: 'Een dag langer weekend is leuk, relaxt, fijn en ontspannen!'
HIER NIET: 'Een bijzonder goede taaltaak heb je gemaakt!'
3 Tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)
'Je kunt kiezen uit Nederlands, Aardrijkskunde, Duits en Engels of
Economie, Verzorging, Biologie en Gym.'
4 Voor een signaalwoord (want, maar etc.)
Het lijkt me leuk, maar helaas kan ik niet komen.
Ik ga met je mee, zodra ik Henk afgebeld heb.
5 Na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.
Tjonge zeg, dat is niet zo mooi.
Jan, mag ik je wat vragen?
Dat zei ik net, sufferd!
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.