15.2 Vetten

15.2 Vetten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

15.2 Vetten

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Uitleg vetten
  • Lezen 15.2
  • Maken 18ABC, 19, 21, 22, 24 t/m 27

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert wat de functie is van vetten in onze voeding;
  • Je leert hoe vetten zijn opgebouwd;
  • Je leert wat het verschil is tussen verzadigde en onverzadigde vetten;
  • Je leert wat verzepen en vetharden is;
  • Je leert om een reactievergelijking in structuurformules te geven van de vorming en hydrolyse van vetten.

Slide 3 - Tekstslide

Functie van vetten
  • Energiebron en reserve opslag voor energie.
  • Opbouw van de celmembraan.
  • Isoleren en beschermen van organen.
  • Bouwsteen voor hormonen.

Slide 4 - Tekstslide

Bouw van vetten
  • Glycerol + 3 vetzuren --> vet 
  • Vet wordt ook wel triglyceride genoemd.
  • In een vet zijn esterbindingen aanwezig.
  • Zie Binas tabel 67G

Slide 5 - Tekstslide

Naamgeving esters
  • Deel van alcoholgroep = zijgroep, achtervoegsel -yl
  • Deel van zuurgroep = hoofdketen, achtervoegsel -oaat
  • Voorbeeld: methylethanoaat

Slide 6 - Tekstslide

Naamgeving vetten
  • Dezelfde manier als 'gewone' esters
  • Alcohol is glycerol, als zijgroep: glyceryl
  • Vetzuren als hoofdketen: bijv. stearaat (van stearinezuur)
  • Voorvoegsels gebruiken voor aantal vetzuren.
  • Voorbeeld: glyceryltristearaat  

Slide 7 - Tekstslide

Geef de systematische naam van dit vet. Gebruik Binas tabel 67G.
A
glyceryltrilinolaat
B
glyceryltrioleaat
C
glyceryltripalmitaat
D
glyceryltristearaat

Slide 8 - Quizvraag

Welke vetzuren zijn in dit vet veresterd?
A
2x oliezuur 1x palmitinezuur
B
2x stearinezuur 1x palmitinezuur
C
2x palmitinezuur 1x oliezuur
D
2x palmitinezuur 1x stearinezuur

Slide 9 - Quizvraag

Welke vetten passen het best in een gezond voedingspatroon?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten
C
Transvetten
D
Geen vetten

Slide 10 - Quizvraag

Verzadigde en onverzadigde vetten
  • Verzadigd vetzuur = alleen enkele C-C bindingen aanwezig.
  • Onverzadigd (enkelvoudig of meervoudig) vetzuur = 1 of meer dubbele C=C bindingen aanwezig.

  • Verzadigde vetten zijn vast bij kamertemperatuur, onverzadigde vetten zijn vloeibaar bij kamertemperatuur.
  • Waarom??

Slide 11 - Tekstslide

Verzadigde en onverzadigde vetten
  • Dubbele C=C bindingen zorgen voor zwakkere vanderwaalsbinding, waardoor het smeltpunt lager ligt.
  • Verzadigde vetten zijn slecht voor de gezondheid -> celmembraan wordt minder flexibel.
  • Links verzadigd vet, rechts (cis-) onverzadigd vet.

Slide 12 - Tekstslide

Transvetten
  • Transvetten hebben net als onverzadigde vetten een sterke vanderwaalsbinding.
  • Worden zeer moeilijk afgebroken in het lichaam.

Slide 13 - Tekstslide

Onverzadigde vetten aantonen
  • Dubbele C=C bindingen in vetten kunnen worden aangetoond door additie van broom- of joodwater.
  • De bruine kleur van het broom/joodwater verdwijnt bij additie. 
  • Hoeveelheid benodigd broom/jood geeft mate van onverzadigdheid aan.
  • Wordt aangeduid met het broom- of joodgetal.

Slide 14 - Tekstslide

Vetharden
  • Proces waarbij de dubbele C=C bindingen in een vetzuur worden verwijderd door additie met waterstof.
  • Onverzadigd vet -> verzadigd vet.
  • Om houdbaarheid te verhogen.

Slide 15 - Tekstslide

Hydrolyse van vetten in zuur milieu
Hydrolyse van vetten in zuur milieu geeft glycerol en de vetzuren.

Slide 16 - Tekstslide

Hydrolyse van vetten in basisch milieu
  • Hydrolyse van vetten in basisch milieu (verzeping) geeft glycerol en de vetzuurresten.
  • Een zout met een vetzuurrest wordt ook wel een zeep genoemd.
  • Bijvoorbeeld ontstaan van een natriumzeep:

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
  • Lezen 15.2
  • 18ABC, 19, 21, 22, 24 t/m 27

Slide 18 - Tekstslide