Chapter 3 prep test

Ezelsbruggetje
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Ezelsbruggetje

Slide 1 - Tekstslide

Present perfect vs past simple


Question: What's the difference between the two?

Slide 2 - Tekstslide

The Vandals ....................
(invade) Rome in the year 455.

Slide 3 - Open vraag

Hoe maak je de present perfect?

Slide 4 - Open vraag

Maak de present perfect:
They wait ..............................

Slide 5 - Open vraag

Maak de present perfect:
He listens.......................

Slide 6 - Open vraag

Maak de present perfect:
John sees...................

Slide 7 - Open vraag

She ... (visit) her grandmother last month.
A
has visited
B
visitted
C
visit
D
visited

Slide 8 - Quizvraag

I ... (wash) the dishes yesterday.
A
have washed
B
've washed
C
washed
D
washes

Slide 9 - Quizvraag

We ... a great holiday last summer
(have)

Slide 10 - Open vraag

indicate how much you know about the difference between past simple and present perfect
0100

Slide 11 - Poll

How many books .......................(she/write)
so far?
A
did she write
B
she writes
C
has she written
D
wrote she

Slide 12 - Quizvraag

ADJECTIVES + ADVERBS

Slide 13 - Tekstslide

Adjectives = bijv nw
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 
te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.
We all love that funny movie.
I think he is a terrible teacher.


Slide 14 - Tekstslide

Adverb = bijwoord
Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.
                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                         Hopefully, she will call me back later.


Slide 15 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily

Slide 16 - Tekstslide

Uitzonderingen:


good - well
quite - quite
fast - fast
hard - hard
long - long

Slide 17 - Tekstslide

Uitzonderingen:


to be, to seem
to look, to sound, to taste, to feel, to smell

Krijgen adjective ipb adverb

Slide 18 - Tekstslide

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Slide 19 - Tekstslide

My aunt always cries very ___!
A
loud
B
loudly

Slide 20 - Quizvraag

Do you know that ___ song?
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 21 - Quizvraag

___, my mum will buy me some birthday presents!
A
Hopeful
B
Hopefully

Slide 22 - Quizvraag

Wow, Justin sings ___!
I absolutely love him. (fantastic)

Slide 23 - Open vraag

I am going to be ____ for school! (late)

Slide 24 - Open vraag

Troy plays rugby very ____. (good)

Slide 25 - Open vraag

dances - Beyoncé - she - doesn't - ,
(fabulous)
Maak een zin en zet de adverb/adjective op de goede plaats

Slide 26 - Open vraag

answered - the question - Hermione
(happy)
Maak een zin en zet de adverb/adjective op de goede plaats

Slide 27 - Open vraag