B3 & 4 Het zenuwstelsel

Basisstof 3 & 4 Het zenuwstelsel
Voor de snelle regulatie van je lichaam.
Wanneer is dit nodig?

- vrijwilliger?


Bewuste reactie = animaal.           -> vooral beweging
Onbewust = autonoom                    -> interne organen bijv. hartslag
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 3 & 4 Het zenuwstelsel
Voor de snelle regulatie van je lichaam.
Wanneer is dit nodig?

- vrijwilliger?


Bewuste reactie = animaal.           -> vooral beweging
Onbewust = autonoom                    -> interne organen bijv. hartslag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hersenen
Ruggenmerg
Centrale zenuwstelsel
Zenuwstelsel
Perifere zenuwstelsel

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het zenuwstelsel
Verdeeld in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel

Centrale zenuwstelsel = 
Grote en kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg

perifere zenuwstelsel = zenuwen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking van prikkel tot handeling...
  1. Er is een prikkel (lekkere mandarijn, geur).
  2. De prikkel neem je waar met je neus
  3. Het reukzintuig zet de prikkel om in een impuls (overschrijden prikkeldrempel)
  4. Impuls gaat naar de hersenen via de reukzenuw (sensorisch)
  5. Nieuwe impuls gaat via een zenuw naar de speekselklieren voor speekselproductie
  6. Nieuwe impuls gaat via een zenuw naar  spieren voor het pakken van een partje
    (5 & 6 motorisch)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls? (kies 2 antwoorden)
A
Een prikkel is informatie uit de omgeving
B
Een impuls is informatie uit de omgeving
C
Een prikkel is een elektrisch stroompje
D
Een impuls is een elektrisch stroompje

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bouw zenuwcel (Binas 88A)
In de basis is elke zenuwcel gelijk
  • Bij de dendrieten komt een impuls binnen
  • Via een axon wordt een impuls verstuurd.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwcellen
  • In het cellichaam bevinden zich de celkern en alle organellen.
  • Het axon is geïsoleerd van andere axonen door de myelineschede.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Nummer 4 is:
A
axon
B
cellichaam
C
dendriet
D
synaps

Slide 8 - Quizvraag

Referentie:
http://www.homeopathienetwerk.nl/wp-content/uploads/Zenuwcel_klein-300x180.jpg
Hoe heten de onderdelen 1 en 5?
A
1 = axon 5 = myelineschede
B
1= dendriet 5 = axon
C
1 = dendriet 5 = myelineschede
D
1 = cellichaam 5 = synaps

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zenuwcellen
Op het einde van de axon zitten synapsen. 

Dit zijn de vertakkingen die aansluiten op een volgende zenuwcel of op een spier/klier. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werking synaps  Binas 88G
  1. Blaasjes met neurotransmitters (signaalstof) versmelt met celmbraan als er een impuls aankomt
  2. Neurotransmitter komt vrij in synaptische spleet
  3. Neurotransmitter bindt aan receptor van doelwitcel en geeft de 'boodschap' door

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar over synapsen
A
Een synaps is een soort zenuwcel
B
Een synaps zorgt voor eenrichtingsverkeer van impulsen
C
Alleen motorische zenuwcellen hebben synapsen
D
Een synaps is alleen betrokken bij reflexen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Typen zenuwcellen
  • Gevoelszenuwcellen: Geleiden van impulsen van een zintuig naar het centrale zenuwstelsel
  • Schakelcellen: Geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel
  • Bewegingszenuwcellen: Geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar de spieren en klieren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaktaal 
  • Zintuigcellen noemen we een receptoren 
    (bijv. lichtreceptoren in het oog)

  • Zenuwcellen noemen we conductoren (geleiden de impuls)

  • Spieren en klieren noemen we effectoren 
    (zorgen voor 'effect' bijv. pupil kleiner maken als er teveel licht binnenkomt)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewegings-
zenuwcel
(motorisch)
Schakelcel
Gevoels-
zenuwcel
(sensorisch)

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Binas 88A
Zintuigcel (Receptor)
Effector (spier/klier)
schakelcel
bewegings- zenuwcel (motorisch)
gevoels- zenuwcel (sensorisch)

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Typen zenuw(bundels)
  • Gevoelszenuw: Bestaat uit alleen maar uitlopers van gevoelszenuwcellen. Dus volledig sensorisch. 

  • Bewegingszenuw: Bestaat uit alleen maar uitlopers van bewegingszenuwcellen. Dus volledig motorisch.

  • Gemengde zenuw: Bestaat uit uitlopers van gevoels- en bewegingszenuwcellen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

deel 2
Het ruggenmerg en de zenuwen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ruggenmerg
  • Ligt in de wervelkolom
  • Goed beschermd door 3 vliezen
  • links en rechts komen er zenuwen uit:
    de ruggenmergszenuwen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ruggenmerg
De grijze stof ligt in het midden van het ruggenmerg. Hier liggen de cellichamen van de schakelcellen en van de bewegingszenuwcellen.
In de witte stof liggen veel uitlopers van zenuwcellen (vooral schakelcellen). De witte stof is myeline.
In deze verdikkingen liggen de cellichamen van de gevoelszenuwcellen. We noemen het ruggenmergszenuwknopen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hersenen
  • Bestaan uit de grote en de kleine hersenen en de hersenstam
  • Beschermd door 3 hersenvliezen
  • 12 paar hersenzenuwen verbinden
    de zintuigen uit het hoofd met de hersenen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hersenen
De grijze stof zit nu aan de buitenzijde en de witte stof zit aan de binnenzijde (in het ruggenmerg is dat andersom!)


Op deze afbeelding zie je goed dat de grote en de kleine hersenen uit een linker- en rechterdeel bestaan

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hersenstam
  • Verlengde van het ruggenmerg

  • Geleiden impulsen van en naar de grote en kleine hersenen

  • De impulsbanen kruisen elkaar hier. 
De rechterhersenhelft stuurt de linkerkant van het lichaam aan, en andersom.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De grote hersenen
  • Hier vindt de prikkelverwerking plaats
  • Verschillende hersencentra voor extra goede verwerking en aansturing
  • Bewegingscentra en gevoelscentra gescheiden door centrale groeve

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De kleine hersenen
Coördineren van gewilde bewegingen

          Bedenk maar eens hoeveel bewegingen je uit moet voeren om een bal te vangen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basisstof 4 reflexen + autoom zenuwstelsel
snel, onbewust, vaste korte route (reflexboog)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Autonome
zenuwstelsel
Binas 88L


Dubbele innervatie

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies