H08 Wonen

H08 Wonen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

H08 Wonen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt voor- en nadelen van huren en kopen benoemen
  • Je kunt de rente, aflossing en restschuld van een lineaire en annuïteitenhypotheek inclusief fiscaal voordeel berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Huren voordelen en nadelen
  • Je kunt een huurcontract op elk moment opzeggen
  • Je bent niet verantwoordelijk voor groot onderhoud van de woning 
  • Je hebt geen hypotheek en/ of eigen vermogen nodig 
  • Je loopt geen risico als de waarde van de woning daalt 
  • Je hebt soms recht op huurtoeslag
  • Je krijgt vrijwel zeker elk jaar een huurverhoging (bij een hypotheek zijn de uitgaven meestal stabiel) 
  • Je mag de woning niet zonder toestemming verbouwen
  • Je bouwt geen vermogen op door af te lossen of waardestijgingen van de woning

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Sociale huurwoningen
Een sociale huurwoning is een huurwoning met een maximale netto huurprijs van € 737. De meeste sociale huurwoningen zijn in bezit van woningcorporaties. 

  • Huur afhankelijk van puntensysteem
  • Jaarlijkse huurverhoging gemaximeerd
  • Soms huurtoeslag mogelijk
  • Te huren bij een inkomen tot de inkomensgrens +/- € 39.000 per huishouden

Slide 5 - Tekstslide

Vrije sectorhuurwoningen
Huurwoningen met een maandhuur vanaf € 737 noemen we huurwoningen in de vrije sector. 

  • Geen huurtoeslag mogelijk
  • Geen maximum aan jaarlijkse huurverhoging 

Slide 6 - Tekstslide

Plichten huurder
  • Huur betalen
  • Opzegtermijn, meestal één maand
  • Aanpassen of verbouwen woning alleen met toestemming, anders bij einde huurcontract opleveren in de oorspronkelijke staat
  • Klein onderhoud; schoonmaken, tuin etc. 

Slide 7 - Tekstslide

Plichten verhuurder
  • Woning ter beschikking stellen 
  • Opstalverzekering betalen 
  • Groot onderhoud uitvoeren
  • Huurcontract moet voldoen aan regels Burgerlijk Wetboek en andere wetten
  • Opzegging alleen met wettelijke grond toegestaan; minimaal 3 maanden van te voren

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Lineaire hypotheek 
Kenmerk: de aflossing is iedere periode gelijk 

Periodieke aflossing = lening/ aantal perioden 
Te betalen rente = rentepercentage x restschuld begin periode 
Restschuld = lening - vervallen aflossingen

Slide 10 - Tekstslide

Lineaire hypotheek 
Periodieke aflossing = lening/ aantal perioden 
Te betalen rente = rentepercentage x restschuld begin periode 
Restschuld = lening - vervallen aflossingen

Voorbeeld: lineaire hypotheek € 360.000, looptijd 30 jaar, 5% rente per jaar. rente en aflossing worden eens per jaar achteraf voldaan

  • Bereken de jaarlijkse aflossing 
  • Bereken de te betalen rente aan het einde van het 1e jaar 
  • Bereken de restschuld aan het begin van het 5e jaar 

Slide 11 - Tekstslide

Annuïteitenhypotheek
Kenmerk: de som van de rente en aflossing is iedere periode gelijk. Dit bedrag noemen we de annuïteit. 

De periodieke annuïteit krijg je altijd gegeven

Te betalen rente = rentepercentage x restschuld 
Aflossing = annuïteit - te betalen rente  

Slide 12 - Tekstslide

Belastingvoordeel
Een deel van de betaalde hypotheekrente krijg je terug van de belasting. Dit noemen we ook wel een fiscaal voordeel.

Fiscaal voordeel is:
  • eenvoudige opgave: genoemd tarief IB x rentebedrag 
  • uitgebreide opgave: tarief IB x (rentebedrag - bijtelling IB) 

Slide 13 - Tekstslide

Inkomstenbelasting 
Hoe hoger je inkomen, hoe hoger het percentage inkomstenbelasting is, daarom noemen we dit een progressief belastingstelsel.

Slide 14 - Tekstslide

Hypothecaire leningen
Lineaire hypotheek
Annuïteitenhypotheek

Slide 15 - Tekstslide

Lineaire hypotheek
  • Hoe bereken je het rentebedrag per jaar? 
  •  Hoe bereken je de schuldrest na X jaar?
De rente over het eerste jaar is het rentepercentage x de restschuld aan het begin van het jaar. 

In de tabel lees je in kolom A af dat de restschuld aan het begin van het eerste jaar € 100.000 is. Boven kolom C lees je af dat de rente 6% is. 

De rente over het eerste jaar bereken je dan als volgt: 6% x € 100.000 = € 6.000 


Wat is de schuldrest aan het begin van jaar 3?  

Aan het begin van jaar 3 hebben er twee aflossingen plaatsgevonden, de aflossing aan het einde van jaar 1 en de aflossing aan het einde van jaar 2. 

De schuldrest is dan de hoogte van de oorspronkelijke lening € 100.000 - 2 x € 10.000 = € 80.000

Slide 16 - Tekstslide

Opgave 8.9

Slide 17 - Tekstslide

Opgave 8.10

Slide 18 - Tekstslide

Opgave 8.4

Slide 19 - Tekstslide

Opgave 8.7

Slide 20 - Tekstslide

Fiscaal voordeel hypotheek
Rente is fiscaal aftrekbaar

   Belastbaar inkomen uit werk 
+ Bijtelling eigen woning forfait 
- Betaalde hypotheekrente                              
= Belastbaar inkomen uit werk en woning 
Aftrekbare hypotheekrente = hypotheekrente - bijtelling EWF

Slide 21 - Tekstslide

Inkomstenbelasting 
Hoe hoger je inkomen, hoe hoger het percentage inkomstenbelasting is, daarom noemen we dit een progressief belastingstelsel.

Slide 22 - Tekstslide

Eigen woningforfait (EWF)

Slide 23 - Tekstslide

Netto hypotheeklasten
Hypotheeklasten na aftrek fiscaal voordeel

   Aflossing 
+ Rente
- IB-tarief x rente aftrekbare rente               
= Belastbaar inkomen uit werk en woning 

Slide 24 - Tekstslide

Opgave 8.8 bespreken

Slide 25 - Tekstslide

Opgave 8.11 maken

Slide 26 - Tekstslide

Opgave 8.13 en 8.14 
timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide