Economie Gastles Confetti

Economie Gastles Confetti
Joyce van Veen
Mentor 4KBL
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economie Gastles Confetti
Joyce van Veen
Mentor 4KBL

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
  • wat is het vak economie?
  • instructie
  • verwerken/vragen maken
  • nabespreken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar heeft het vak economie mee te maken?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer heb jij te
maken met Economie?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Inkomsten en uitgaven

Inkomsten: geld dat je binnen krijgt 

Uitgaven: geld dat je uitgeeft

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen INKOMEN en INKOMSTEN?

Slide 6 - Open vraag

Inkomsten is alles wat iemand als opbrengst van arbeid, onderneming of vermogen verkrijgt, zoals loon, winst, dividend of rente. 

Met inkomen wordt vaak 'geld' bedoeld maar goederen of diensten kunnen ook tot inkomsten behoren.
Verschillende soorten inkomsten
Een inkomen bestaat uit verschillende inkomsten.


Een indeling van inkomsten is:
• inkomsten in geld;
• inkomsten in natura.
Een andere indeling van inkomsten is:
• inkomsten met tegenprestatie;
• inkomsten zonder tegenprestatie.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomen in natura
Inkomen in geld
Inkomen zonder tegenprestatie
Lease auto
Loon
Kleedgeld
zakgeld
gratis lunch op je werk
Salaris

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Soorten uitgaven
Vaste lasten/terugkomende uitgaven: uitgaven steeds weer terugkomen, vaak is het bedrag hetzelfde

Huishoudelijke uitgaven: uitgaven die je doet om het dagelijks leven mogelijk te houden.

Incidentele uitgaven: uitgaven dit soms voorkomen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste lasten
Huishoudelijk uitgaven
Incidentele uitgaven
Gas, water en licht
Huur
Een nieuwe bril
Donald Duck abonnement
Je fietsband laten reparen
Boodschappen
kleding kopen

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Brenda krijgt per week €12 zakgeld.  Ze past 2 avonden per week op en verdient daarmee €3 per uur. Een avond opassen duurt van half 8 tot half 11.
a. Hoeveel verdient ze per week als oppas?

Slide 11 - Tekstslide

Berekening:
van half 8 tot half 11 = 3 uur
Ze past 2 x 3 uur op.

3 x €3 = €9
2 x €9 = €18

Antwoord €18

Brenda krijgt per week €12 zakgeld.  Ze past 2 avonden per week op en verdient daarmee €3 per uur. Een avond opassen duurt van half 8 tot half 11.
b. Voor welke inkomsten moet Brenda iets doen?

Slide 12 - Tekstslide

Voor het oppassen
Brenda krijgt per week €12 zakgeld.  Ze past 2 avonden per week op en verdient daarmee €3 per uur. Een avond opassen duurt van half 8 tot half 11.
c. Voor welke inkomsten hoeft Brenda niet te doen?

Slide 13 - Tekstslide

Voor haar zakgeld
Aan de slag
Werkblad 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANTWOORDEN VRAGEN
Amber en Brenda zijn vriendinnen. Amber krijgt per week € 15 zakgeld van haar ouders; andere inkomsten heeft ze niet. Denk nog eens terug aan de vraag die je op het bord hebt gedaan.
a.  Inkomsten zonder tegenprestatie

b.  Zij telt ook de inkomsten met tegenprestatie mee.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANTWOORDEN VRAGEN
Brenda gaat naar de kapper (zie bron). Ze krijgt van haar ouders € 18 om haar haar te laten knippen. Ze telt dat geld niet bij haar zakgeld.
a.  Nee, dit geld is alleen bedoeld voor de kapper.

b.  de inkomsten zonder tegenprestatie

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANTWOORDEN VRAGEN
Brenda’s ouders hebben dezelfde soorten inkomsten als Brenda. 
a.  met

b.  zonder

c. natura

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ANTWOORDEN VRAGEN
In de maand mei krijgen werknemers met een baan vakantiegeld. Dat is een extraatje zodat mensen op vakantie kunnen. Caroline verdient € 20.000 bruto per jaar. Ze krijgt 8% vakantiegeld.
a.  (€ 20000 : 100) × 8 = € 1600

b.  Ja, ze hoeft het niet aan vakantie uit te geven.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies