Grammatica 1.7 (les 1) pv, wg en o

Grammatica 1.7
Maandag 16 september 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 1.7
Maandag 16 september 

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag 
  • Wat gaan we de komende weken doen? 
  • Mapje Nederlands aanmaken op je laptop
  • Starten met 1.7 zinsdelen 
  • Zelf aan de slag met eeb werkblad
  • Afsluiten met een Blooket  

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we de komende weken doen?
  • Hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 grammatica, spelling en woorden
  • Sommige opdrachten maken we in het boek en sommige opdrachten doen we online. 

Slide 3 - Tekstslide

Mapje Nederlands op je laptop
  • Klik op het gele mapje (staat vaak onderin de balk op je laptop)
  •  Zoek het kopje documenten op 
  • Klik op je rechtermuisknop, nieuw en voeg een nieuwe map met de naam Nederlands toe. 


Slide 4 - Tekstslide

Welke zinsdelen ken je nog?

Slide 5 - Woordweb

1.7 zinsdelen. Welke zijn er?
  • Persoonsvorm
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerkend voorwerp 
  • Bijwoordelijke bepaling 

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm
Maak van de zin een vraagzin of zet de zin in een andere tijd.

Voorbeeld:
-KachelFM is over een paar dagen.
Is KachelFM over een paar dagen? (vraagzin)
Was KachelFM over een paar dagen? (andere tijd, de zin klinkt wel wat gek, maar het werkwoord ''is'' verandert in ''was'')

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin. Hier hoort altijd de persoonsvorm bij.

Voorbeeld:
KachelFM is vorig jaar ook geweest.

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp vinden
Voorbeeld:
Isa loopt naar het wokrestaurant. 
2. Je stelt de vraag: WIE of WAT + PV?
Dus: WIE/WAT loopt?
Isa loopt? ISA is het onderwerp.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in deze zin:

Ik ga op zoek naar de persoonsvorm.

A
Ik
B
Persoonsvorm
C
Op zoek
D
Ga

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
"Lien weet wat de persoonsvorm is."
A
Lien
B
weet
C
persoonsvorm
D
Is

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
gekeken.
Het werkwoordelijk gezegde
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Fatma
moet
hard
lachen

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is het onderwerp?
Vuur creëert brand in het bos.
A
Bosbrand
B
Bos
C
Brand
D
Vuur

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Het lieveheersbeestje staat voor de stichting TegenZinloosGeweld.
A
Het lieveheersbeestje
B
De stichting TegenZinloosGeweld
C
De dood van Meindert Tjoelker
D
KidsTegenGeweld

Slide 15 - Quizvraag

1.7 Opdracht 2 uit je boek 
Zoek pv, wg en o
Vanmorgen hing Karin de reclamebordjes op.


Slide 16 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Onderstreep op je werkblad de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp.


Slide 17 - Tekstslide

play.blooket.com

Slide 18 - Tekstslide

Volgende les
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling 

Slide 19 - Tekstslide