VTV Medicatie 2

2
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
Wat gebeurt er met het medicijn, wanneer het in het lichaam zit?

Dit gaat met een aantal stappen...

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
1 Absorptie (opname)

  • het maagzuur breekt een deel van het medicijn af; een deel wordt onwerkzaam
  • in het darmkanaal wordt het medicijn opgenomen in de bloedvaten
A

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
1 Absorptie (opname)

  • het medicijn wordt opgenomen...
  • via osmose (1)
  • via diffusie (2a)
  • via een membraaneiwit (2bc)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
2 Distributie (verdeling)

  • het hart pompt het medicijn naar alle delen van het lichaam
  • witte bloedcellen herkennen het  medicijn als lichaamsvreemd en breken een deel af; hierdoor wordt een deel onwerkzaam
D

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
3 Metabolisme (stofwisseling)

  • de lever ziet het medicijn als giftig en zet het medicijn om in andere stoffen (detoxen)
  • hierdoor wordt een deel onwerkzaam
M

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
4 Excretie (uitscheiding)

  • de nieren scheiden het afval van medicijnen uit in de urine
  • de darmen doen hetzelfde via de ontlasting
  • hierdoor is een deel onwerkzaam
E

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
  • hoe langer het medicijn in het lichaam blijft, hoe langer klachten wegblijven
  • elk medicijn heeft zijn eigen snelheid van stofwisseling
  • de halfwaardetijd is de tijd die het lichaam nodig heeft de helft van het medicijn af te breken
H

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
  • het medicijn werkt pas als er genoeg van in het bloed zit
  • onder deze drempelwaarde wordt geen effect ervaren (niet werkzaam)
N

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
  • de therapeutische werking (het beste effect) ligt tussen een minimale en maximale hoeveelheid medicijn in het bloed
  • elk medicijn heeft zijn eigen breedte
T

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

medicijnen...
(farmacokinetiek)
  • boven de maximumgrens is het medicijn gevaarlijk giftig (toxische waarde)
  • er ontstaan ernstige bijwerkingen
  • organen lopen schade op
G

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat doet het medicijn op de plaats van bestemming?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

doelcellen
(farmacodynamiek)
Medicijnen doen niet willekeurig in het lichaam hun werk...
  • ze hebben alleen effect als ze verbinding kunnen maken met cellen
  • de cel moeten chemisch matchen met de chemische structuur van het medicijn
opname
medicijn
niet de goede cel:
geen werking
de goede cel:
wel werking
bloedvat

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

doelcellen
(farmacodynamiek)
  • cellen die matchen worden doelcellen (targetcells) genoemd
  • een medicijn is pas effectief als het zijn doelcellen heeft bereikt
de goede cel:
wel werking

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
binding met receptoren
  • het medicijn doet een natuurlijke stof na (waar op dat moment niet genoeg van is)
  • wanneer het medicijn matcht met een receptor, wordt de cel gestimuleerd om zijn taak (sterker) uit te voeren
  •  agonistische werking

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden van agonisten zijn:
  • salbutamol, formoterol, terbutaline (= luchtwegverwijderaars), xylometazoline neusdruppels (neusslijmvliesverwijderaar)
  • dopamine agonist (parlodel)
1
binding met receptoren
  • het medicijn blokt een natuurlijke stof (waar op dat moment teveel van is)
  • wanneer het medicijn een receptor blokt, wordt de cel geremd om zijn taak uit te voeren
  •  antagonistische werking

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeelden van antagonisten zijn:

  • beta-blokkers (atenolol, bisoprolol, metoprolol, enz)
  • calciumantagonist (verapamil, bloeddrukverlager)
  • vit K antagonist (acenocoumarol, bloedverdunner)
2
verplaatsen van stroom
Spier- en zenuwcellen maken gebruik van elektrische stroom om signalen te versturen...
  • door deze membraaneiwitten open of dicht te maken, verschuift de elektrische stroom
  • zo versterkt of verzwakt de cel zijn taak

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden van stroom verplaatsers zijn
  • bepaalde spierverslappers die werken in het CZS zoals Baclofen
  • (in combinatie met enzymen) protonpompremmers zoals omeprazol, pantoprazol
3
binding met enzymen
Soms spelen enzymen een rol en kunnen medicijnen met deze enzymen binden...
  • het medicijn voorkomt een match door de actieve kant te blokkeren
  • het medicijn voorkomt een match door het enzym uit vorm te halen

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeelden van bindingen zijn
  • ACE-remmers zoals captopril, lisinopril (bloeddrukverlagers)
  • cholesterolsyntheseremmers (statinen, zoals simvastatine, pravastatine)
4
bewerken van dna
Soms wordt het dna bewerkt...
  • van eigen cellen: zodat ze andere eiwitten maken
  • van kankercellen: zodat ze niet meer kunnen delen
  • van micro-organismen: zodat deze doodgaan

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeelden van dna bewerking zijn
  • antibiotica (doxycycline, amoxicilline, tetracycline enz)
  • oncolytica (ixazomib, pertuzumab enz)
  • androgenen en oestrogenen

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

obstakels voor medicijnen
De lever maakt (van resten hemoglobine) een enzym (CYP450)...
  • deze breken schadelijke stoffen af, zoals medicijnen
  • wanneer de lever onvoldoende werkt, wordt dit enzym minder gemaakt en blijft het medicijn te lang in het lichaam

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

obstakels voor medicijnen
Medicijnen die in het brein moeten werken...
  • moeten eerst langs een groep zenuwcellen met afweerfunctie, die zullen het medicijn afbreken
  • veel medicijnen lukt het niet deze cellen te passeren
  • dit heet de bloed-hersenbarrière

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

obstakels voor medicijnen
De nieren filteren bloed en scheiden het medicijn uit in de urine...
  • sommige medicijnen kunnen de nierfilters beschadigen; het lichaam verliest eiwitten
  • andere medicijnen verstoppen de nierfilters en blijven daardoor te lang in het lichaam

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

interactie
Medicijnen kunnen reageren met hun omgeving...
  • met voedingsstoffen
  • hierdoor worden ze niet of te weinig opgenomen in de darmen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

interactie
Medicijnen kunnen het afbraak enzym (CYP450) beïnvloeden...
  • hierdoor versnelt het enzym zijn taak
  • hierdoor worden medicijnen versneld afgebroken en zijn ze minder werkzaam

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

interactie
Medicijnen kunnen ook elkaar beïnvloeden...
  • hierdoor versterkt het ene medicijn het andere, of
  • hierdoor verzwakt het ene medicijn het andere, of
  • hierdoor komen (extra) bijwerkingen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bijwerkingen
Een bijwerking is een ongunstig bij-effect van het medicijn...
  • omdat het medicijn ook andere receptoren van de doelcellen beïnvloedt dan de bedoeling is
  • omdat het medicijn soms ook receptoren van niet-doelcellen beïnvloedt

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bijwerkingen
Een bijwerking is een ongunstig bij-effect van het medicijn...
  • omdat het medicijn ook andere enzymen beïnvloedt

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bijwerkingen
Een bijwerking is een ongunstig bij-effect van het medicijn...
  • medicijnen die in het brein komen kunnen het hele zenuwstelsel beïnvloeden
  • alle onwillekeurige taken worden dan gestimuleerd of geremd

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bijwerkingen
 Algemene bijwerkingen die veel voorkomen zijn...
  • overgevoeligheid voor het middel
  • duizeligheid, hoofdpijn
  • buikpijn, diarree
  • medicijnen in de maag vergroten de aanmaak van maagzuur, dat slecht voor de maag zelf is

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bijwerkingen
Algemene bijwerkingen die veel voorkomen zijn...
  • gewenning (steeds meer nodig hebben voor hetzelfde effect)
  • verslaving (klachten krijgen bij stoppen, niet meer zonder kunnen)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies