Opdracht 1
1 Komen enkele brugklassers op een elektrische fiets naar school?
pv = komen
2 Zullen sommige inheemse dieren op den duur uitsterven?
pv = Zullen
3 Hoef je geen rekenmachine te gebruiken voor deze eenvoudige sommen?
pv = hoeft (in de vraagzin wordt de pv hoef)
Opdracht 2
1 Tot hun spijt verliezen de jongens de laatste wedstrijd van de competitie.
pv = verloren
2 Stella wilde met haar zus een citroentaart bakken voor hun oma.
pv = wil
3 Nam Dave de krantenwijk over van Mees, zijn vroegere buurjongen?
pv = Neemt
Opdracht 3
1 Een puzzel van duizend stukjes leggen jullie echt niet in een paar uur!
pv = leg
2 Deze tuinen met veel groen en weinig stenen zijn duurzaam.
pv = is
3 In het weekend wordt vaak een leuk uitje gepland.
pv = worden