Herhalen argumentatieleer, schrijfopdracht kort verhaal en herhalen periode 1

Welkom H4
Leg je pen, papier, theorieboek en oefenboek op tafel. 
Start met NUMO in STILTE!


timer
10:00
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom H4
Leg je pen, papier, theorieboek en oefenboek op tafel. 
Start met NUMO in STILTE!


timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Regels les
- Als ik spreek, is het stil
- Steek je hand op als je iets wil vragen
- We luisteren naar elkaar
- We respecteren elkaars leerproces
! Actieve Werkhouding!

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag:

- Herhalen argumenteren
- Numo
- Schrijfopdracht kort verhaal
- Herhalen periode 1

Slide 3 - Tekstslide

PTO 2:
Argumentatieleer: hoofdstuk 19 t/m 22.
Poëzie: hoofdstuk 4, 5, 8, 9, 10 + poëtische middelen B(beeldspraak) en C (stijlfiguren).
Herhaling: Inhoud en opbouw hoofdstuk 2 t/m 6.
Toets:
- leesvaardigheid, argumentatie en poëzie
- troublespeech
Numo
30 minuten per week
Werkwoorden en leestekens: 3F

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
- Aan het einde van de les heb je met NUMO geoefend
- Heb je je kennis opgehaald en verdiept over argumenteren
- Heb je een betoog geschreven over je favoriete korte verhaal
- Heb je je kennis opgehaald over periode 1

Slide 5 - Tekstslide


Je leert drie soorten argumentatieschema's onderscheiden en je leert hoe je bij elk schema de juiste kritische vragen kunt stellen.
Wat is een argumentatieschema?
Welke drie soorten zijn er?
Welke kritische vragen horen er bij de schema's?
timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

Argumentatieschema:
Geeft het verband aan tussen standpunt en argument.
1. Kenmerken
- voorbeelden
- voor- en nadelen
2. Vergelijking
3.  Causaliteit (oorzaak en gevolg)
- doel-middelrelatie

Slide 7 - Tekstslide

Kritische vragen:
1. Kenmerken: 
- Is het wel kenmerkend?
2. Vergelijking
- Zijn er ook verschillen? Zijn die groter dan de overeenkomsten? 
3. Causaliteit (oorzaak en gevolg)
- Leid de oorzaak wel tot het gevolg?
- Is er geen andere manier om het gevolg te bereiken?

Slide 8 - Tekstslide

Het verbieden van vuurwapens is net zoiets als het verbieden van messen in de keuken. Beide zijn tenslotte scherpe voorwerpen die mensen kunnen verwonden.
Welk schema herken je?
Welke kritische vraag kun je stellen?

Slide 9 - Tekstslide

Drogredeneringen
Wat zijn ook alweer drogredeneringen? Schrijf drie soorten drogredeneringen op en geef voorbeelden. Wissel de antwoorden uit met je buurman/vrouw. 
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Autoriteitsdrogreden
Is de autoriteit wel echt een deskundige?

Vals dilemma
Zijn er echt maar twee opties?

Overhaaste generalisatie
Is dat echt altijd zo? Of zijn er maar een paar voorbeelden?

Verkeerde vergelijking
Zijn er niet ook belangrijke verschillen?

Slide 11 - Tekstslide

Persoonlijke aanval: op de persoon i.p.v. op de inhoud. 

Ontduiken bewijslast: Iedereen snapt wel dat...

Cirkelredenering: standpunt is argument. 

Vertekenen van een standpunt

Bespelen van het publiek: inspelen op bijvoorbeeld angst, woede, schuld 

Slide 12 - Tekstslide

Mijn oma dronk elke dag 3 glazen cola en zij is 92 jaar oud geworden. Het drinken van cola is dus gezond.
A
autoriteitsdrogreden
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 13 - Quizvraag

Persoon A: "We moeten strengere milieuregels invoeren."
Persoon B: "Dus jij wilt dat we allemaal onze auto's opgeven en teruggaan naar paard en wagen?"
A
persoonlijke aanval
B
ontduiken bewijslast
C
cirkelredenering
D
vertekenen van het standpunt

Slide 14 - Quizvraag

Geschiedenislessen zijn helemaal niet belangrijk. Oude kleren gooi je toch ook gewoon weg?
A
autoriteitsdrogreden
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 15 - Quizvraag

Ik vind vrijheid van meningsuiting erg belangrijk, want iedereen moet kunnen zeggen wat hij of zij denkt.
A
persoonlijke aanval
B
ontduiken bewijslast
C
cirkelredenering
D
vertekenen van het standpunt

Slide 16 - Quizvraag

Die wiskundetoets was veel te moeilijk, dat zei de docent Nederlands ook.
A
autoriteitsdrogreden
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 17 - Quizvraag

Als jij niet naar Spanje op vakantie wil, dan gaan we gewoon helemaal niet op vakantie.
A
autoriteitsdrogreden
B
vals dilemma
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 18 - Quizvraag

Argumenten herkennen
Welke signaalwoorden kan je herkennen om een argument uit een stuk tekst te halen? Schrijf voor jezelf op en overleg even met je buurman/vrouw.
timer
2:00

Slide 19 - Tekstslide

Signaalwoorden voor het argument
- omdat, want, aangezien, immers

Ik vind blauw een mooie kleur, want het is de kleur van de lucht. 

Te veel tijd op sociale media kan zorgen voor een slaaptekort. Kinderen zouden minder tijd op sociale media moeten doorbrengen. 




Slide 20 - Tekstslide

Dat de maximum snelheid op de snelweg is verlaagd is goed. Het is beter voor het milieu.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument

Slide 21 - Quizvraag

Snelle e-bikes zijn vaker betrokken bij ongelukken: mij zal je niet op zo'n ding zien.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument

Slide 22 - Quizvraag

Gisteren lukte je het ook al niet, stop er nu maar mee!
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument

Slide 23 - Quizvraag

Het gaat straks regenen, ik zou maar een paraplu meenemen.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument

Slide 24 - Quizvraag

Argumentatiestructuur: manier waarop argumentatie is opgebouwd.

Argumentatiestructuren:
- Enkelvoudig
- Onderschikkend
- Nevenschikkend
          - onafhankelijk
          - afhankelijk


Maak aantekeningen!

Slide 25 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
- Welke argumentatiestructuur heb je veel gebruikt tijdens je debat? Overleg met je buurman of buurvrouw.
timer
2:00

Slide 26 - Tekstslide

Argumentatiestructuur: manier waarop argumentatie is opgebouwd.

Argumentatiestructuren:
- Enkelvoudig
- Onderschikkend
- Nevenschikkend
          - onafhankelijk
          - afhankelijk


Maak aantekeningen!

Slide 27 - Tekstslide

Welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie

Slide 28 - Quizvraag

Welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie

Slide 29 - Quizvraag

Welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie

Slide 30 - Quizvraag

Ik begrijp alles van argumentatieleer
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Schrijfopdracht kort verhaal
- Kies een kort verhaal uit je bundel (zie teams)
- Schrijf een betoog waarom je voor je kort verhaal kiest
- Geef tenminste drie argumenten
- Vergelijk je keuze met 2 andere korte verhalen
- Klaar? Kijk elkaars werk na. Staat alles erin? Geef 1 verbeterpunt
- Lever het resultaat in bij mij
timer
15:00

Slide 32 - Tekstslide

H. 4 Inleiding, kern en slot
Je oefent met het herkennen van de indeling van de tekst. 

Slide 33 - Tekstslide

Inleiding:

- aandacht trekken
- onderwerp introduceren

Slide 34 - Tekstslide

Aandacht trekken:

- anekdote
- opvallende stelling of mening
- aanhaken bij een actuele gebeurtenis
- wijzen op voordelen van verder lezen

Slide 35 - Tekstslide

Onderwerp introduceren:

- vraag stellen
- voorbeeld geven
- samenvatting of conclusie
- mening
- probleemstelling
- opvallende uitkomst

Slide 36 - Tekstslide

Kern:
- deelonderwerpen

Slot:
- samenvatting of conclusie
- uitsmijter

Slide 37 - Tekstslide

Schrijf een inleiding bij de tekst. 
1. Kies één van de manieren om de aandacht te trekken van de lezer.
2. Introduceer het onderwerp in vier tot zes zinnen.
3. Let op signaalwoorden

Lever de tekst op papier in. 

Slide 38 - Tekstslide

Schrijf een inleiding bij de tekst.

Schrijf vier tot zes zinnen en lever het tekstje straks op papier in. 
timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

Wat is een dialoog?

-Een dialoog is een gesproken of geschreven gesprek tussen twee of meer personen.
 Bij een monoloog is er één persoon aan het woord, met of zonder luisteraars (bijv. een toespraak of voice-over).





Slide 40 - Tekstslide

Wat is een dialoog?

-Een dialoog is een gesproken of geschreven gesprek tussen twee of meer personen.
 Bij een monoloog is er één persoon aan het woord, met of zonder luisteraars (bijv. een toespraak of voice-over).





Slide 41 - Tekstslide

??????????????????????????????

Slide 42 - Tekstslide

dialoog                monoloog

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

Dialoog Hoefnagels
- Hoe loopt dit af?
- Maak in tweetallen een dialoog
- Wie is de docent en wie de leerling?
- Overleg op FLUISTERtoon
- Wie gaat er als eerste? 
timer
5:00

Slide 45 - Tekstslide

Leerdoelen
- Aan het einde van de les heb je met NUMO geoefend
- Heb je je kennis opgehaald en verdiept over argumenteren
- Heb je een betoog geschreven over je favoriete korte verhaal
- Heb je je kennis opgehaald over periode 1

Slide 46 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 47 - Open vraag