Lezen

Oefentoets Industriele Revolutie
Je maakt de opdrachten alleen. Lees eerst de vragen goed door. 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudievaardighedenBasisschoolGroep 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Industriele Revolutie
Je maakt de opdrachten alleen. Lees eerst de vragen goed door. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze toets gaat over het tijdvak 'burgers & stoommachines'.
Van wanneer tot wanneer is dit tijdvak?
A
Van 1800 tot 1900
B
Van 1600 tot 1700
C
Van 1700 tot 1800
D
Van 1900 tot 2000

Slide 2 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij deze betekenis: periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie?
A
Industrialisatie
B
Industriële Revolutie
C
Socialisme
D
Sociale Kwestie

Slide 3 - Quizvraag

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
industrialisatie
B
huisnijverheid
C
massaproductie
D
fabriek

Slide 4 - Quizvraag

Wat is industrialisatie?
A
een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie
B
mensen die in een fabriek werken
C
het ontstaan van industrie (fabrieken) in een bepaald gebied
D
hoge productie omzet (massa productie)

Slide 5 - Quizvraag

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
fabriek
D
diensten (dokter enz)

Slide 6 - Quizvraag

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760, sneller spinnen?
A
stoommachine
B
spinning jenny
C
schietspoel
D
spinnenwiel

Slide 7 - Quizvraag

Waarom trokken de boeren naar de stad?

Slide 8 - Open vraag

Wat is GEEN oorzaak van de Industriële Revolutie
A
goedkope grondstoffen
B
agrarische revolutie
C
bevolkingsgroei
D
milieu vervuiling

Slide 9 - Quizvraag

Maak twee rijtjes. Schrijf voor de ene rij 'voor de Industriële Revolutie' en voor de andere rij 'na de Industriële Revolutie. Zet de woorden in de juiste rij: fabrieken, handwerkers, huisnijverheid, milieuvervuiling, landbouw, spinnenwiel, spinning jenny

Slide 10 - Open vraag

Gebruik de afbeelding. Is deze prent VOOR of NA de Industriële Revolutie gemaakt? Leg uit hoe je dat kunt zien op de afbeelding.

Slide 11 - Open vraag

Leg uit waarom fabrieken meestal langs water en/of spoorwegen gebouwd werden.

Slide 12 - Open vraag

Hoe leefden arbeiders in de negentiende eeuw?
A
Arbeiders kregen een goed loon en hoefden niet veel te werken.
B
Arbeiders leefden in kleine ongezonde huizen.
C
Arbeiders leefden op het platteland, de huizen in de stad waren te duur
D
Arbeiders hadden over het algemeen niks te klagen

Slide 13 - Quizvraag

- "Het is goed dat arbeiders verenigingen oprichten om eisen te kunnen stellen."
Dat is een .....1..... gedachte voor een fabriekseigenaar in de 19e eeuw.


- "Kortere werkdagen voor arbeiders is onzin, want dan staan de machines stil."
Dat is een ......2..... gedachte voor een fabriekseigenaar in de 19e eeuw.



A
1. onlogische, 2. logische
B
1. onlogische, 2. onlogische
C
1. logische, 2. logische
D
1. logische, 2. onlogische

Slide 14 - Quizvraag

Oorzaken van de slechte leefomstandigheden 
Gevolgen van de slechte leefomstandigheden
Besmettelijke ziekten 
Te weinig woningen
Alcoholproblemen
Uitlaatgassen van fabrieken
Slechte sanitaire voorzieningen 

Slide 15 - Sleepvraag

Waar streden de arbeiders samen voor?
A
Meer werk
B
Dat kinderen weer moesten gaan werken
C
Minder lange werkdagen
D
Meer fabrieken

Slide 16 - Quizvraag

Schrijf een dagboekfragment van 10 regels over het leven van een meisje van negen jaar in de 19e eeuw.

Slide 17 - Open vraag

Wat is een vakbond?
A
Verenigingen van werknemers die opkomen voor hun leden
B
Wanneer je werkloos werd kreeg je door betaald
C
Mensen die gelijkheid willen bereiken in een land
D
Een overheid die zich niet met de mensen moest bemoeien

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn socialisten?
A
die zijn heel sociaal/vriendelijk
B
mensen die in de politiek uitgaan van het geloof
C
Iemand die streeft naar gelijke behandeling van vrouwen
D
iemand die in de politiek streeft naar meer gelijkheid

Slide 19 - Quizvraag

Lees eerst de bron van het Kinderwetje uit 1874.

Door deze wet:
A
kwam een eind aan de verwaarlozing van kinderen in Nederland.
B
moesten fabrieksdirecteuren bij overtreding van de wet altijd direct naar de gevangenis.
C
Kwam er een einde aan de kinderarbeid in Nederland
D
werden werkgevers van fabrieken gestraft als ze kinderen lieten werken.

Slide 20 - Quizvraag