week 46 - A2 - grammatica zinsdeelzinnen + woordsoorten H3+h4

Vandaag in de les
  • 10 minuten stillezen
  • Herhalen zinsdeelzinnen + oefenen
  • Theorie telwoorden (H3 woordsoorten) + voegwoorden (H4 woordsoorten) 

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Vandaag in de les
  • 10 minuten stillezen
  • Herhalen zinsdeelzinnen + oefenen
  • Theorie telwoorden (H3 woordsoorten) + voegwoorden (H4 woordsoorten) 

Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat de formatieve toets over?
Woordsoorten de Brug: zn, bijv nw., lw, pers. nw., bez. nw, werkwoorden, aanw, vrag. en onbp vnw., voorzetsel, bijw. 
Zinsdelen de Brug: ow, pv, wg, lv, mv, ng, bijw. bep. + zinnen indelen in zinsdelen!

Grammatica:
h1: wederkerende en wederkerige vnw
h4: hoofd- en bijzinnen + voegwoorden
h3: telwoorden
(h5: zinsdeelzinnen hebben we heel kort behandeld, maar komt niet op de toets)

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je kunnen op de toets?
1. Je moet zinnen kunnen opdelen in zinsdelen en de zinsdelen benoemen 

2. Je moet woordsoorten kunnen benoemen
Let op: je weet dus het verschil tussen woordsoorten en zinsdelen

3. Je kunt samengestelde zinnen herkennen
4. Je kunt hoofdzinnen en bijzinnen benoemen
5. Je kunt aangeven welk zinsdeelzin een bijzin is 

Slide 3 - Tekstslide

Soorten zinsdeelzinnen
  •  Onderwerpszin (ow-zin
  • Lijdend voorwerpszin (lv-zin)
  • Meewerkend voorwerpszin (mv-zin)
  • Bijwoordelijke bijzin (bwb-zin)

Slide 4 - Tekstslide

Onderwerpszin
  • een bijzin die in een samengestelde zin een onderwerp is
  • begint met dat of of
  • Onderwerpszin kun je vervangen door 1 of enkele woorden.

Slide 5 - Tekstslide

Onderwerpszin
  • Dat hij de bus mist, gebeurt bijna dagelijks
  • Dat gebeurt bijna dagelijks

  • Wie niet op tijd vertrekt, kan dat verwachten
  • Iemand Ikan dat verwachten

Slide 6 - Tekstslide

Meewerkendvoorwerpszin
  • een bijzin die fungeert als meewerkend voorwerp
  • begint altijd met > (aan, voor) wie

Hij vertelde het grapje aan wie daar aanwezig waren
Hij vertelde het grapje aan alle aanwezigen

Slide 7 - Tekstslide

Benoem de bijzin tussen //:

/Wie het vindt/, mag het houden.
A
o-zin
B
mv-zin
C
lv-zin
D
bwb-zin

Slide 8 - Quizvraag

/Omdat het bleef regenen/, werd het kampioenschap afgelast.

A
ow-zin
B
lv-zin
C
nw.deel-zin
D
bwb-zin

Slide 9 - Quizvraag

Geeft de hoeveelheid aan of geeft aan als hoeveelste iets is. 

Hoofdtelwoord
Ik wil graag één brood. 

Rangtelwoord
Ik heb als eerste gereageerd!
Telwoord

Slide 10 - Tekstslide

Geeft de hoeveelheid aan of geeft aan als hoeveelste iets is. 

Hoofdtelwoord
Ik wil graag één brood. 
Sommige leerlingen zijn er niet

Rangtelwoord
Ik heb als eerste gereageerd!
Dit is de zoveelste keer dat je dit doet!
Telwoord - bepaald of onbepaald

Slide 11 - Tekstslide

hoofd-/ rangtelwoord - bepaald of onbepaald

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. 

Jij en ik
Ik wist niet zeker of dat wel goed was
Ik was te laat, hoewel ik op tijd van huis ging
Voegwoord

Slide 14 - Tekstslide

Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. 

Er zijn twee soorten voegwoorden:

Nevenschikkend  = verbindt twee hoofdzinnen 
- allebei de zinnen zijn even belangrijk en je kunt ze omwisselen (wel voegwoord dan vaak veranderen.)
Onderschikkend = verbindt hoofdzin en bijzin. 
- de ene zin legt de ander uit, of is een voorwaarde. 
Voegwoord

Slide 15 - Tekstslide

Maak een samengestelde zin:
Ik zal de was aan de waslijn hangen. Het is droog.

Slide 16 - Open vraag

Maak een samengestelde zin:
Ik wil graag boerenkool eten. Dat lust mijn broertje niet.

Slide 17 - Open vraag

oefenen met de bijzinnen...

Slide 18 - Tekstslide

Hoe herken je een hoofdzin?
A
Je kunt een woordje tussen onderwerp en lijdend vw zetten
B
Je kunt een woordje tussen onderwerp en persoonsvorm zetten
C
Je kunt geen woordje tussen onderwerp en pv zetten.

Slide 19 - Quizvraag

oefenen..
Je gaat nu oefenen op Cambiumned.
Je gaat oefenen met herkennen van hoofd- en bijzinnen:





timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Hoe vind je dat het herkennen van hoofdzinnen en bijzinnen gaat? Wat gaat goed? Wat vind je lastig?

Slide 21 - Open vraag