Op een gitaar zijn de snaren gespannen
over twee kammen. Kam P zit bij de
klankkast, kam Q op de hals van de gitaar.
De afstand tussen de twee kammen is
69 cm. De frequentie van de grondtoon
van een snaar is dan 440 Hz. Door die snaar tegen een fret aan te drukken wordt de trillende lengte van de snaar kleiner gemaakt, waardoor de frequentie hoger wordt.
Bereken de lengte v.d. snaar vanaf kam P waardoor de grondtoon een frequentie van 660 Hz krijgt.