Vraag:
- Welke lichaamsdelen ken je al?
Receptief:
- Waar is je oog? (hoofd, oor, neus, mond, arm, rug, buik, been, knie, voet)
Productief:
- Wijs je oog aan en vraag: Wat is dit?
(Herhaal dit voor de bovenstaande lichaamsdelen)
Herhaal/introduceer de woorden die de leerlingen niet kennen.
Wijs aan en zeg:
- Dit is mijn oog. Oog.
Laat de leerlingen herhalen.
- Dit is...
Het zijn veel woorden. De leerlingen zullen ze niet direct allemaal onthouden. Herhaal dus veel bij de volgende oefeningen.