Verwijswoorden waarmee/met wie

SE Nederlands
1.3 en 2.3 lezen

1.4 en 2.4 Schrijven en verwijzen

Zakelijke e-mail
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

SE Nederlands
1.3 en 2.3 lezen

1.4 en 2.4 Schrijven en verwijzen

Zakelijke e-mail

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je straks?
Je weet het verschil tussen de verwijswoorden:
waar(mee)
(met)wie

Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 3 - Quizvraag

Het verwijswoord "wat"

kan verwijzen naar:

Slide 4 - Woordweb

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
past nergens
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 5 - Sleepvraag

Waarmee
Verwijst naar dingen


vb. het surfpak heeft sensoren, waarmee je bewegingen kunt vastleggen.

Slide 6 - Tekstslide

met wie, aan wie, door wie 
Verwijst naar personen

vb. De onderzoeker met wie ik samenwerk, woont in Spanje. 

Slide 7 - Tekstslide

Het surfpak heeft 17 sensoren, ........... de bewegingen van 23 gewrichten kunnen worden bekeken
A
waarmee
B
waarover
C
met wie
D
waarbij

Slide 8 - Quizvraag

Er zijn tien categorieen,.................literatuur, wiskunde, scheikunde en natuurkunde
A
waarover
B
aan wie
C
waarmee
D
waaronder

Slide 9 - Quizvraag

De onderzoeker ................. ik sprak, kwam uit Spanje
A
Waarmee
B
Waarover
C
Met wie
D
Over wie

Slide 10 - Quizvraag

De wetenschapper............. de prijs is toegekend, komt uit Nijmegen
A
Waar aan
B
Aan wie
C
Waar door
D
Over wie

Slide 11 - Quizvraag

Signaalwoord
Verwijswoord
omdat 
dus
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 12 - Sleepvraag

Herhaling: schrijf de verwijswoorden op die horen bij mensen

Slide 13 - Open vraag

De wetenschapper aan wie de prijs is toegekend, was erg blij.
Het onderzoek waarmee de wetenschapper won, was succesvol.

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht

Klaar?
Aan de slag met 2.4 
Maken:  2.4 opdracht 1 t/m 4 + 8 t/m 10

Schrijven: Je oefenbrief
Lever je brief in!








timer
10:00
Klaar?
Maak 1.4 opdracht 1 t/m 4 + 8 t/m 10
Schrijf de aantekening over van het bord


Slide 15 - Tekstslide