Zinsontleding groep 7

zinsontleding
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

zinsontleding
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvorm vinden?

Er zijn 3 mogelijkheden.
Klik 1 van de 3 goede antwoorden aan.
A
Overbodige woorden weghalen uit de zin.
B
De zin vragend maken.
C
De tijd in de zin veranderen. (t.t - v.t.)
D
Meervoud veranderen in enkelvoud en andersom.

Slide 2 - Quizvraag

De persoonsvorm kun je op 3 manieren vinden:

  1. Maak de zin vragend. De pv staat dan vooraan.
  2. Verander enkelvoud in meervoud en andersom. De pv verandert mee.
  3. Verander de tijd van de zin. De pv verandert dan ook. 

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
De jongen roept zijn hond.

Roept de jongen zijn hond? pv = roept

De jongens roepen hun hond.
roept verandert in roepen. pv = roept 

De jongen riep zijn hond.
roept verandert in riep. pv = roept

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de pv in deze zin?
De astronaut verbleef 2 maanden in de ruimte.
A
de ruimte
B
de astronaut
C
2 maanden
D
verbleef

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de pv in deze zin?
Zij organiseerden een feest voor het jubilerende team.
A
organiseerden
B
jubilerende
C
zij
D
team

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de pv in deze zin?

Jan de Jong startte zijn presentatie met de grootste uitvindingen van Einstein.
A
grootste
B
uitvindingen
C
startte
D
zijn presentatie

Slide 7 - Quizvraag

Hoe kun je het onderwerp vinden?
Klik het goede antwoord aan.
A
De zin vragend maken.
B
Wie of wat + de persoonsvorm.
C
Wie of wat + het onderwerp.
D
Wie of wat + het lijdend voorwerp.

Slide 8 - Quizvraag

Het onderwerp kun je vinden door jezelf de vraag te stellen: Wie of wat + pv?

Voorbeeld:
De jongen roept zijn hond. 

Wie of wat roept? Het antwoord = de jongen.
De jongen = het onderwerp 


Slide 9 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin?

De architect gebruikte primaire kleuren.
A
primaire kleuren
B
de architect
C
gebruikte
D
kleuren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

Jullie mogen eventueel jullie opa's en oma's uitnodigen.
A
jullie
B
opa's en oma's
C
jullie opa's en oma's
D
uitnodigen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

De archeoloog heeft samen met zijn team nieuwe vondsten gedaan.
A
nieuwe vondsten
B
zijn team
C
heeft
D
de archeoloog

Slide 12 - Quizvraag

Hoe kun je het lijdend voorwerp vinden?
Klik het goede antwoord aan.
A
Wie of wat + pv
B
Wie of wat + onderwerp
C
Wie of wat + pv + lijdend voorwerp
D
Wie of wat + pv + onderwerp

Slide 13 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp kun je vinden door jezelf de vraag te stellen: Wie of wat + pv + onderwerp?

Voorbeeld:
De jongen roept zijn hond. 

Wie of wat roept de jongen? 
Het antwoord = zijn hond.
zijn hond = het lijdend voorwerp 


Slide 14 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Tegenwoordig helpt Bram zijn buurjongen.
A
tegenwoordig
B
bram
C
zijn buurjongen
D
helpt

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Birgit en Jeroen drinken een glas cola.
A
cola
B
een glas cola
C
Birgit en Jeroen
D
drinken

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Je voet bevat meer dan tweeëntwintig botjes.
A
Meer dan tweeëntwintig botjes
B
tweeëntwintig botjes
C
je voet
D
meer dan

Slide 17 - Quizvraag

Sleep de zinsdelen naar het
Sleep de zinsdelen naar het goede vak.
Let op! 
Sommige zinsdelen horen nergens bij. 
Die moet je niet slepen, gewoon laten staan! 

Slide 18 - Tekstslide

peroonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
De jongens
spelen
minecraft
op de computer.

Slide 19 - Sleepvraag

peroonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
De machinist
at
zijn boterhammen
onderweg

Slide 20 - Sleepvraag

peroonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
Er
rennen
10 kinderen
weg.

Slide 21 - Sleepvraag

super gedaan!!

Slide 22 - Tekstslide