Luister naar het meervoud om erachter te komen of de persoonsvorm in het enkelvoud op een d of een t eindigt:
– bieden → (ik) bood (want: wij/jullie/zij boden)
– fluiten → (hij) floot (want: wij/jullie/zij floten)
Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd enkelvoud eindigt nooit op dt.