Hst 3: herhalen

Wat heb je geleerd dit hoofdstuk?
1 / 31
volgende
Slide 1: Woordweb
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat heb je geleerd dit hoofdstuk?

Slide 1 - Woordweb

3.1 Het Koninkrijk der Nederlanden
- Koning-Koopman
- Onafhankelijkheid België
- Nieuwe Grondwet 

Slide 2 - Tekstslide

Waarom werd Willem 1 ook wel "koning koopman" genoemd?
A
Voordat hij Koning werd was hij een rijke koopman geweest
B
Omdat hij ook als koning allerlei handeltjes bleef drijven
C
Omdat hij het Koningschap gekocht had van Napoleon
D
Omdat Nederland een echt handelsland was en hij dus koning was van alle koopmannen

Slide 3 - Quizvraag

Wat was een oorzaak van de Belgische opstand?
A
Katholieke burgers waren ontevreden over de koning
B
Er heerste een hongersnood
C
Steeds meer Nederlanders gingen in België wonen en dat wilde de Belgen niet
D
België wilde liever bij Frankrijk horen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een gevolg van de Belgische Opstand van 1830?
A
België wordt onafhankelijk van Nederland in 1839
B
Vanaf 1830 komt het nationalisme op
C
Napoleon wordt definitief verslagen te Waterloo
D
Dat een gedeelte van België de Franse taal ging spreken

Slide 5 - Quizvraag

Noem twee dingen die veranderde door de nieuwe grondwet.

Slide 6 - Open vraag

3.2 Wonen in een Industriestad
- Urbanisatie
- Slechte woonomstandigheden

Slide 7 - Tekstslide

Urbanisatie wordt veroorzaakt door industrialisatie.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Waarom zorgde de bouw van fabrieken voor urbanisatie?

Slide 9 - Open vraag

3.3 De strijd van der arbeiders
- Werkomstandigheden en vakbonden
- Liberalisme
- Socialisme 

Slide 10 - Tekstslide

Waar staat liberalisme voor:
A
gelijkheid
B
vrijheid

Slide 11 - Quizvraag

Iedereen moet hetzelfde verdienen
A
Socialisme
B
Liberalisme

Slide 12 - Quizvraag

Alle burgers moeten kunnen stemmen.
A
Liberalisme
B
Socialisme

Slide 13 - Quizvraag

Hoe waren de arbeidsomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw?
A
dramatisch
B
redelijk
C
luxe
D
goed

Slide 14 - Quizvraag

Arbeiders woonden in kleine huisjes waar het soms smerig was en ziektes uitbraken. Dit is een voorbeeld van arbeidsomstandigheden
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat deden de arbeiders om sterker te staan?
A
Niets
B
Namen allemaal tegelijk ontslag.
C
Richtte vakbonden op.
D
Gingen naar de fabrieksbaas en eiste betere arbeidsomstandigheden.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van:
vakbonden
A
Vereniging van werkgevers die zich inzet voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden.
B
Vereniging van arbeiders die zich inzet voor het verbeteren van de omstandigheden van rijke mensen.
C
Vereniging van werknemers die zich inzet voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden.
D
Vereniging van rijke mensen die zich inzet voor het verbeteren van de hygiëne van arme mensen.

Slide 17 - Quizvraag

3.4 Sociale wetten, schonere steden
- Sociale kwestie en sociale wetten
- Verbetering hygiëne

Slide 18 - Tekstslide

Hoe noemen we de problemen van de arbeiders eind 19de eeuw?
A
Liberale kwestie
B
Corona
C
Sociale kwestie
D
Asociale kwestie

Slide 19 - Quizvraag

Wat is géén sociale wet gekomen door de sociale kwestie?
A
Kinderwetje van Van Houten
B
Ongevallenwet
C
Woningwet
D
Vrijheid van vergaderingwet

Slide 20 - Quizvraag

De socialisten vonden dat de staat de sociale kwestie op moest lossen
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

De sociale kwestie was een ... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 22 - Quizvraag

3.5 De kolonie Nederlands-Indië
- Nationalisme, imperialisme en kolonialisme
- Cultuurstelsel

Slide 23 - Tekstslide

Welk eeuw past bij het onderwerp
Nationalisme en Imperialisme?
A
18e eeuw
B
19e eeuw
C
20e eeuw
D
17e eeuw

Slide 24 - Quizvraag

Kolonialisme is hetzelfde als imperialisme
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Hoort deze afbeelding bij
A
Kolonialisme
B
Modern Imperialisme

Slide 26 - Quizvraag

Waarom hadden liberalen kritiek op het cultuurstelsel?
A
Overheid moet zich niet bemoeien met economie
B
Cultuurstelsel is niet winstgevend
C
Het cultuurstelsel werkt te traag
D
De overheid voert het cultuurstelsel niet goed uit

Slide 27 - Quizvraag



Welk bedrijf was verantwoordelijk voor het cultuurstelsel
A
VOC
B
HMA
C
VED
D
NHM

Slide 28 - Quizvraag

Welke groep werd het hardst getroffen door het cultuurstelsel?
A
Dorpshoofden
B
Javaanse boeren
C
Nederlanders
D
Regenten

Slide 29 - Quizvraag

De Nederlandse schatkist werd goed gevuld door het cultuurstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Bedrijf waar met machines grote hoeveelheden producten worden gemaakt. 
Werk dat mensen thuis voor een ondernemer doen om wat extra geld te verdienen. 
De opkomst van industrie in een gebied waar eerst vooral aan landbouw werd gedaan. 
Groei van steden doordat meer mensen werk gaan zoeken in de stad
Kinderen die betaald werk doen. Vaak zijn ze goedkoper en handig voor het kleine werk.
Fabrieken
Huisnijverheid 
Industriële revolutie
Urbanisatie 
Kinderarbeid 

Slide 31 - Sleepvraag