Herhalen leerjaar 2hv

Welkom havo 3! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom havo 3! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • Nieuw Nederlands + schrift
  • leesboek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
Leesvaardigheid

Aan het eind van de les:
  • weet je welke theorie in klas 2 behandeld is.
  • heb je alle opdrachten van Cursus 1, §1 gemaakt
  • heb je de theorie van klas 2 in een leeroverzicht gezet

Slide 4 - Tekstslide

Theorie klas 2
  • Onderwerp en hoofdgedachte
  • Inleiding, middenstuk en slot 
  • Tekstverbanden (10) en signaalwoorden
  • Feit, mening en argument
  • Hoofd- en bijzaken 



Slide 5 - Tekstslide

Theorie klas 2
  • Onderwerp en hoofdgedachte
  • Inleiding, middenstuk en slot 
  • Tekstverbanden (10) en signaalwoorden
  • Feit, mening en argument
  • Hoofd- en bijzaken 

Werk in groepjes van twee of drie personen. Werk samen de theorie uit. 
Klaar? Noteer de antwoorden in de padlet: https://padlet.com/lbisschop/herhaling2hv


Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
  • In een tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen > het verband in de tekst.
  • Door te letten op tekstverbanden, kun je de tekst beter begrijpen.
  • Je kunt verbanden herkennen aan signaalwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

chronologisch verband
geeft de gebeurtenissen in juiste tijdsvolgorde aan
daarna, dan, eerst, inmiddels, intussen, later, nadat, nu, ooit, terwijl, toen, vervolgens,
concluderend verband
een conclusie trekken uit eerdere informatie in de tekst
al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus
opsommend verband
bepaalde zaken achter elkaar beschrijven 
bovendien, daarnaast, ook, en, ten eerste, verder
tegenstellend verband
tegenovergestelde zaken laten zien
aan de ene kant .. aan de andere kant, daarentegen, echter, maar, hoewel 
toelichtend verband
extra informatie bij iets geven (in de vorm van voorbeeld)
bijvoorbeeld, als, denk aan, neem nou, zo, zoals 

Slide 8 - Tekstslide

doel-middelverband
geeft aan welk middel wordt gebruik om een bepaald doel te bereiken
aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te, opdat, zodat
oorzakelijk verband
laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt) 
als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, dus, zodat 
redengevend verband
geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want
samenvattend verband
een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst geven
al met al, kortom, met andere woorden, samengevat
vergelijkend verband
een overeenkomst of een verschil laten zien
evenals, in vergelijking met, als, zoals, meer, groter, beter, etc.

Slide 9 - Tekstslide

Feit
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kun je controleren.

Voorbeeld: 'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Slide 10 - Tekstslide

mening/standpunt
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens zijn
  • Soms te herkennen aan signaalwoorden: ik vind, volgens mij, lijkt mij, daarom, dan ook

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Slide 11 - Tekstslide

argument 
  • Je gebruikt argumenten om uit te leggen waaróm je een bepaalde mening hebt. 
  • Soms te herkennen aan signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Slide 12 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken:
de belangrijkste informatie in een tekst 
-> vind je vaak op voorkeursplaatsen (inleiding of slot)

Bijzaken:
informatie die niet (minder) zo belangrijk is
(een anekdote, toelichting, vergelijking)

Slide 13 - Tekstslide

Kernzin
  • hoofdzaak van een alinea 
  • vaak eerste of laatste zin van de alinea
  • soms tweede zin, eerste zin vormt dan een verband met de vorige alinea('s).

Slide 14 - Tekstslide

Kernzin
  • hoofdzaak van een alinea 
  • vaak eerste of laatste zin van de alinea
  • soms tweede zin, eerste zin vormt dan een verband met de vorige alinea('s).

Als je een tekst moet onthouden, kun je de hoofdzaken in een samenvatting zetten of in een schema.


Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag!
Opdracht 4 tm 7
Cursus 1 - Leesvaardigheid- §1 Herhaling leerjaar 2hv

Klaar?
  • maak een samenvatting
  • oefen extra via NN Online

timer
25:00

Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 11 november:
  • Cursus 1, §1: opdr. 4 t/m 7

Slide 17 - Tekstslide