-Ik wat wat een werkwoord is;
-Ik weet wat een persoonsvorm is;
-Ik kan een persoonsvorm in de zin herkennen;
-Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is;
-Ik kan een werkwoordelijk gezegde in de zin herkennen;
-Ik weet wat een onderwerp is;
-Ik kan een onderwerp in de zin herkennen.