1.7 Uitleg neven- en onderschikkende voegwoorden

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten lezen!
timer
5:00
vijf minuten lezen
Ondertussen check ik presentie, presenteer dus de beste versie van jezelf!

Slide 2 - Tekstslide

Welkom!


1.7 Uitleg neven- en onderschikkende voegwoorden

1 Opening/presentie/ plaatje van de week
2 Quizje
3 Nabespreken huiswerk
4 Uitleg neven- en onderschikkende voegwoorden


 





mmarinus@
lauwerscollege.nl



5 Zelfstandig werken
6 Wat hebben we geleerd of gemist?
7 Afsluiten
 
Kennen, kunnen en doen:

  • Je kunt een samengestelde zin ontleden.
  • Je herkent neven- en onderschikkende voegwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Gezegde: doet het onderwerp iets of is het onderwerp iets.

Als het onderwerp iets doet, dan heb je te maken met een...
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde?
A
Een koppelwerkwoord en eventuele andere werkwoorden
B
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zelfstandig naamwoord
C
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een naamwoord dat iets zegt over het onderwerp
D
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en het onderwerp

Slide 5 - Quizvraag

'Ik kan nu het lijdend voorwerp uit een zin halen.'


Wat is het lijdend voorwerp?
A
Ik
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
een zin

Slide 6 - Quizvraag

'De docent heeft mij de betekenis van het meewerkend voorwerp uitgelegd. '

Wat is het meewerkend voorwerp?
A
De docent
B
de betekenis
C
het meewerkend voorwerp
D
mij

Slide 7 - Quizvraag

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 8 - Quizvraag

Kenmerken hoofdzin
Kenmerken bijzin
o en pv staan naast elkaar.
Kan vooraan of achteraan staan.
Niet elke samengestelde zin heeft er een van.
pv staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
o en pv staan niet naast elkaar / je kunt het woordje 'niet' ertussen zetten.
Een samengestelde zin kan er twee van hebben.
Elke samengestelde zin heeft er minimaal één van.
pv staat in zinsdeel 1 of 2 

Slide 9 - Sleepvraag

Nabespreken opdracht 18A, blz. 61.
  • Ruil met je buur.
  • Kies de mooiste samengestelde zin.

Slide 10 - Tekstslide

nevenschikking/onderschikking
Vragen bij het filmpje


  • Waar staat de persoonsvorm in een bijzin?
  • Welke functie heeft een bijzin in de hoofdzin?
  • Wat is het verschil tussen 'want' en 'omdat'?

Slide 11 - Tekstslide

Wat?
Vanaf blz. 128: 1, 2, 4 en 6 (3 en 5 ook, als dat uit opdracht 2 blijkt).
Hoe?
Met je laptop, boek en schrift. En een pen.
Hulp
Je mag me altijd vragen stellen.
Tijd
Tot aan een paar minuten voor het einde van de les.
Klaar?
Breid je spiekbriefje uit, kijk naar blz. 5 van je boek. Je kunt ook bezig met het boekopdrachtformulier. 
Aan de bak (ik doe voor)!

Slide 12 - Tekstslide

Bedankt en tot volgende week!
Kennen, kunnen en doen:

  • Je kunt een samengestelde zin ontleden.
  • Je herkent neven- en onderschikkende voegwoorden.

Slide 13 - Tekstslide