In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
H4 Voortplanting
Paragraaf 4.2 Vorming van geslachtscellen
Deze les:
- Herhaling 4.1 geslachtsorganen
- Uitleg 4.2 meiose
Slide 1 - Tekstslide
In de afbeelding zijn de voortplantingsorganen van een vrouw schematisch getekend. Het voorbehoedmiddel dat in de afbeelding met P is aangegeven, is een spiraaltje.
Hoe heet het orgaan waarin het spiraaltje zich bevindt?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Vagina
D
Eierstok
Slide 2 - Quizvraag
Tijdens de menstruatie ..
A
Komt een eicel vrij uit de eierstok
B
Gaat een eicel dood in de eileider
C
Wordt de eicel bevrucht door zaadcellen
D
Stoot de baarmoeder het gemaakte slijmvlies af
Slide 3 - Quizvraag
In de eierstokken (ovaria) worden de eicellen geproduceerd.
Na de bevruchting in de eileider nestelt het embryo zich in de baarmoeder.
Menstruatie - spieren van baarmoeder trekken samen en stoten baarmoeder slijmvlies af
BINAS 86B1
Slide 4 - Tekstslide
Een follikel rijpt tot de eicel klaar is: de eisprong/ ovulatie vindt plaats (één keer per maand)
De eicel komt dan in de eileider terecht
BINAS 86B1
Slide 5 - Tekstslide
In de afbeelding hiernaast staan de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel. Er staan aantal organen aangegeven met een cijfer.
Door welke organen van het mannelijk voortplantingsstelsel wordt zaadvocht gevormd?
A
door orgaan 1 en 4
B
door orgaan 1 en 8
C
door orgaan 3 en 4
D
door orgaan 6 en 8
Slide 6 - Quizvraag
Sperma: zaadcellen met vocht van prostaatklier en zaadblaasje: fructose (energie), prostaglandines (bevordert beweeglijkheid) en fibrinogeen (verdikking sperma).
BINAS 86A1
Slide 7 - Tekstslide
Bij een erectie vullen de zwellichamen zich met bloed
Zaadlozing: spiertjes rondom bijbal trekken samen
BINAS 86A1
Slide 8 - Tekstslide
Bij de bevruchting versmelten
A
2 lichaamscellen
B
2 voortplantingscellen
C
De celkernen van 2 lichaamscellen
D
De celkernen van 2 voortplantingscellen
Slide 9 - Quizvraag
Van geslachtscellen naar embryo
Slide 10 - Tekstslide
Doel en begrippen 4.2
Je leert hoe geslachtscellen ontstaan
homologe chromosomen, reductiedeling, meiose I, meiose II, recombinatie, halpoïde, diploïde, follikel, poollichaampje, zaadblaasjes, prostaatvocht
Slide 11 - Tekstslide
Vorming geslachtscellen
Chromosomen in een gewone
lichaamscel van een man:
Van een vrouw zou er hetzelfde
uit kunnen zien maar dan met
2 keer een X chromosoom
Slide 12 - Tekstslide
Vorming geslachtscellen
Deze cellen noem je diploïd (2n).
Van elk type chromosoom is een
paar aanwezig.
Beide chromosomen van een
paar noem je homoloog.
Bij de mens 23 paar
= 46 chromosomen
Slide 13 - Tekstslide
Vorming geslachtscellen
Als in een zaadcel en een eicel
net zoveel chromosomen
zouden zitten dan zou je na de
bevruchting een bevruchte
eicel met 92 chromosomen
hebben. Dit kan niet.
Slide 14 - Tekstslide
Van geslachtscellen naar embryo
Slide 15 - Tekstslide
Vorming geslachtscellen
Dus: bij de vorming van de
geslachtscellen moet het aantal
chromosomen worden
gehalveerd zodat van elk
chromosomenpaar er maar één
in zit.
Slide 16 - Tekstslide
Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen zijn dus
haploïd (n).
Bij de mens bevatten ze
23 chromosomen.
Slide 17 - Tekstslide
Vorming geslachtscellen
Geslachtscellen ontstaan uit stamcellen.
Ze onstaan uit een deling die anders gaat
dan de gewone celdeling (mitose).
Deze deling heet reductiedeling/ meïose.
Deze deling start óók na de G2 fase.
Het DNA (de chromosomen) is dus al
verdubbeld.
Slide 18 - Tekstslide
Vóór de meiöse (S fase)
Slide 19 - Tekstslide
Doel van de meïose
BINAS 76B2
Slide 20 - Tekstslide
Reductiedeling
Meiose I
Chromosoomparen gaan uit elkaar
Meiose II
Chromatiden gaan uit elkaar
Slide 21 - Tekstslide
Meïose I
Slide 22 - Tekstslide
Profase I:
Kernmembraan ver-
dwijnt. Chromosomen
spiraliseren.
Spoelfiguur vormt.
Chromosomen liggen als paren bij elkaar.
Slide 23 - Tekstslide
Metafase I:
Chromosomen liggen
twee aan twee in het equatoriale vlak.
Spoelfiguren hebben trekdraden gevormd
naar de centromeren, elk naar één chromosoom van een chromosomenpaar.
Slide 24 - Tekstslide
Anafase I:
Spoelfiguren trekken
chromosomen naar de
polen.
Slide 25 - Tekstslide
Telofase I:
Door insnoering ontstaan twee haploïde
cellen.
Chromosomen zijn wel nog verdubbeld!
Daarom: meïose II
Slide 26 - Tekstslide
Meïose II
Slide 27 - Tekstslide
Meïose II ( lijkt op mitose)
Slide 28 - Tekstslide
Is dit stadium van de meiose I of van de meiose II?
A
meiose II
B
meiose I
Slide 29 - Quizvraag
Wat is het resultaat als een mannelijke geslachtscel (voorlopercel) meiose 1 en meiose 2 heeft gehad?
A
2 diploïde geslachtscellen
B
1 haploïde geslachtscel
C
4 diploïde geslachtscellen
D
4 haploïde geslachtscellen
Slide 30 - Quizvraag
Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?
Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?
A
Meiose
B
Mitose
C
Beiden
D
Niet te zeggen
Slide 31 - Quizvraag
Juist
Onjuist
Mitose en meiose
Hieronder staan 4 beweringen. Bepaal of de bewering juist of onjuist is en sleep naar het bijbehorende vak:
door mitose worden de geslachtscellen gevormd
bij meiose I trekken de trekdraden de chromatiden uit elkaar
tijdens de S fase wordt de hoeveel DNA in de cel verdubbeld
de mitose is onderdeel van de celcyclus
Slide 32 - Sleepvraag
Wat maakt ieder mens uniek?
Recombinatie: de herverdeling van erfelijke eigenschappen
Tijdens de meïose kunnen 223 verschillende combinaties van chromosomen worden gemaakt!
Slide 33 - Tekstslide
Spermacellen
Begint vanaf de puberteit.
Zaadcellen worden gevormd in de
zaadbuisjes van de testes (zaadballen).
Vorming van 1 zaadcel duurt ongeveer 2 maanden.
Ze worden opgeslagen in de bijballen.
Bij zaadlozing ongeveer 3 mL vrij-> 350 miljoen zaadcellen
= 10 % van het sperma.
Slide 34 - Tekstslide
Zaadballen
Zaadcellen worden gevormd in
de testes, in de zaadbuisjes.
Deze zijn sterk gekronkeld.
Tussen de zaadbuisjes zitten
hormoonproducerende cellen die produceren testosteron.
Slide 35 - Tekstslide
Zaadballen
Van buiten naar binnen vormen
de zaadcellen zich.
Helemaal aan de binnenkant
zitten de voltooide zaadcellen,
die gaan richting de bijballen
mbv trilharen.
Slide 36 - Tekstslide
BINAS 86D
Slide 37 - Tekstslide
Doel en begrippen 4.2
Je leert hoe geslachtscellen ontstaan
homologe chromosomen, reductiedeling, meiose I, meiose II, recombinatie, halpoïde, diploïde, follikel, poollichaampje, zaadblaasjes, prostaatvocht
Slide 38 - Tekstslide
Huiswerk
In de online methode / boek. Kies een leerweg (default B).
Maak 4.2: 20 t/m 24, 27 t/m 30, 33 en 35
Let op: dinsdag 1 november SO 4.1 t/m 4.3
De les ervoor doen we een klein diagnostisch toetsje!