-iek, -ica: muziek, logica;
— maar: het antiek, diptiek (ook het), het elastiek, mozaïek (ook het en mannelijk), portiek (ook het), het publiek, automatiek (ook het), elektriek (mannelijk en het), kantiek (ook het), mechaniek (ook het), periodiek (ook het) en reliek (ook het);
-theek, -teit, -iteit: bibliotheek, puberteit, stabiliteit;
-tuur, -suur: natuur, censuur;
— maar: het avontuur, het barbituur, het fournituur, garnituur (ook het), montuur (ook het), het postuur, creatuur (ook het);
-ade, -ide, -ode, -ude: tirade, planetoïde, periode, attitude;
— maar niet-telbare stofnamen op -ide zijn onzijdig (bijvoorbeeld chloride en bromide);
-ine, -se, -age: discipline, analyse, bagage;
— maar: bosschage (ook het), het percentage, het promillage en voltage (ook het);
-sis, -tis, -xis: crisis, bronchitis, syntaxis.