Vragen tijdens het lezen:
1. Waar speelt het verhaal zich af? Waar lees je dat?
2. In welke tijd bijvoorbeeld: vroeger, tijdens een oorlog, in de middeleeuwen of in het heden (in de tijd van nu). Waar lees je dat?
3. Wie vertelt het verhaal? Hoe weet je dat?
a. auctoriale verteller? b. personale verteller c. ik-verteller.