Denk om de tijd! Zorg dat je de 3 onderdelen af krijgt
Lees de opdracht goed
Lees je geschreven werk na op foutjes en check of je alle onderdelen verwerkt hebt
Done? Read your book or do homework
Slide 2 - Tekstslide
Today's lesson
Reading
Check homework
Listening exercise 11 together
Start U3L3
Slide 3 - Tekstslide
Read in silence for 10 min
Slide 4 - Tekstslide
Discuss answers 2 +4 on p. 101
Check exercise 9+10 (online)
Slide 5 - Tekstslide
Writing test unit 2 (3x)
Next week! Which day?
3 onderdelen: giving directions, recipe, e-mail
vocabulary lesson 3, 4, 5
expressions
vergelijkingen gebruiken
quantifiers (much/many enz) gebruiken
past simple
Slide 6 - Tekstslide
Denk om de juiste tijd (verleden tijd dus werkwoorden op -ed enz)
Woordvolgorde: eerst plaats, dan tijd (tijd altijd helemaal vooraan of achteraan)
Gebruik geen spreektaal!! (afkortingen bijv 'cause/cuz/bcs')
'Ik' ('I') altijd met hoofdletter
Houd het netjes, geen groffe woorden
Slide 7 - Tekstslide
Listening
Do listening exercise 11 p. 104
Slide 8 - Tekstslide
Giving directions
Write down directions on how to get to your destination. You can use the expressions on p. 90/91 and vocabulary lesson 3. Do this alone and in silence. Don't show anyone your destination!
Slide 9 - Tekstslide
Groups of 4
One of will read out the directions, the other 3 will listen and draw the route on the map. Do you get to the right destination? Take turns.
When everyone is done, evaluate. Give everyone a tip and a top.
Slide 10 - Tekstslide
test jezelf 2.3 nog
Slide 11 - Tekstslide
Today's lesson
Reading
Toets inplannen
Look at expressions/vocabulary
Writing assignment
Slide 12 - Tekstslide
Read in silence for 10 min
Slide 13 - Tekstslide
Test unit 2
In week 51 (20-24 dec)
Bestaat uit 3 onderdelen (giving directions, recipe, e-mail)
vocabulary lesson 3, 4, 5
expressions
vergelijkingen gebruiken
quantifiers (much/many enz) gebruiken
past simple
Slide 14 - Tekstslide
Zie blz 71 en blz 92/93
Slide 15 - Tekstslide
Zie blz 92/93
Let op! 'few' en 'little' betekenen weinig
'a few' en 'a little' betekenen een paar/een beetje
I practise singing for a few hours every day
There are few people who can cook like you
I need a little time to prepare
I spend very little money on candy
Slide 16 - Tekstslide
In bevestigende zinnen gebruik je na 'so', 'as', 'too', 'how' wél much/many:
She has got so many talents
I know how much time it takes
Zie ook blz 92/93
Slide 17 - Tekstslide
Do exercise 6, 7 on p. 72/73
Done? Study vocabulary lesson 5 p. 93 (homework for Friday)
Check answers after 10 min
Slide 18 - Tekstslide
relative pronoun
verwijst naar
voorbeeld
who
mensen
she's the girl who helped me
which
dingen/dieren
this is the bike which I bought yesterday
that
mens/dier in zinsdeel waar geen komma voor staat
she's the girl that helped me
whose
bezit
this is the boy whose wallet was stolen
whom
persoon na voorzetsel
this is the man to whom I spoke
Slide 19 - Tekstslide
That i.p.v. who/which : alleen als er geen komma voor dat zinsdeel staat!