Chapitre 1 Oefenen voor de So/PW

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Oefenquiz voor de SO

Vocabulaire chapitre 1

La liberté

1. De vrijheid
2. Vrij
3. De reis
4. Reizen

Le temps

1. Het land
2. De week
3. Het weer
4. De herfst

L'avion

1. De bus
2. Het vliegtuig
3. Reizen
4. Het kasteel

Ontmoeten

1. Rencontre
2. La rencontre
3. Raconter
4. Rencontrer

Het is koud

1. Il fait chaud
2. Il fait beau
3. Il fait froid
4. Il fait mauvais

In de lente

Slapen

De trein

Duiken

J'ai été à la plage avec mes frères

Hoe maak je de passé composé?

Le passé composé

Avoir(hebben) in de tegenwoordigtijd + voltooid deelwoord (-er eraf + é) 

Voorbeeld: Ik heb gegeten = J'ai mangé

Jullie hebben gezongen = Vous avez chanté

Zij heeft

1. Il a
2. Nous avons
3. Elle a
4. Elles ont

Vertaal: wij hebben

Vervoeg in de passé composé: J' (parler) espagnol. Typ de hele Franse zin in

Vervoeg in de passé composé: Vous (visiter) Paris. | Typ de hele Franse zin in.

Vous avez été

1. Wij zijn geweest
2. Jullie zijn geweest
3. Jullie hebben
4. Jullie zijn

Elle a eu

1. Ik heb gehad
2. Hij heeft gehad
3. Zij heeft gehad
4. Jij hebt gehad

Tu as fait

1. Hij heeft gemaakt
2. Jij hebt gedaan
3. Jij hebt gemaakt
4. Jij hebt

Welke bezittelijke voornaamworden heb je in het Frans?

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles

1. ton
2. tes
3. son
4. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncle

1. ton
2. tes
3. son
4. ses

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (mijn) tante

1. ma
2. ta
3. mon
4. son

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père

1. sa
2. ta
3. son
4. ton

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (uw) mère

1. nos
2. votre
3. notre
4. ta

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) bureau

1. sa
2. ta
3. son
4. ton

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (ons) maison

1. notre
2. votre
3. nos
4. leur

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) soeurs

1. sa
2. ton
3. son
4. ses